Social Media

Zondag 18 juni 2023 – 11e Zondag door het jaar

Geplaatst op: 07-06-2023

1e lezing: Ex.19,2-6a
2e lezing: Rom.5,6-11   
Evangelie: Mt.9,36-10,8  

 

Wat valt er te oogsten?

De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. We staan eerder stil bij de arbeiders waarvan er te weinig zijn, dan bij de oogst die te groot is. Waar bestaat die oogst eigenlijk uit? Wat valt er dan de oogsten? “Dat de oogst wel groot is, maar dat er arbeiders te weinig zijn” zegt Jezus als Hij de menigte ziet die Hem blijkbaar volgt nadat Hij de berg is afgedaald (Mt.8,1). De menigte die Jezus vergezelde op zijn tocht “door alle steden en dorpen waar Hij onderricht gaf in hun synagogen en de Blijde boodschap verkondigde van het Koningrijk en alle ziekten en kwalen genas “(Mt.9,35).

Wat is er dan met die menigte? Wat is er mis met die menigte? “Bij het zien van de menigte werd Jezus door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder.” Jezus ziet blijkbaar iets wat wij niet zien, minstens niet zo gauw zien. Jezus ziet onze nood, onze diepere nood, een nood aan leiding, aan zorg en aandacht. Iets wat wij blijkbaar ontberen, misschien wel zonder het zelf te beseffen.

Als er iets in de coronacrisis duidelijk is geworden, dan is het wel dat we toch meer van anderen afhankelijk zijn dan ons misschien lief is. We waren er zo aan gewend geraakt dat we het allemaal zelf moesten kunnen en zelf moesten doen, dat de coronacrisis kon worden tot een pijnlijke wake-up-call. Toen alles door de ‘lockdown’ stilviel – het sociale leven, het verenigingsleven, het kerkelijk leven – werd ons pijnlijk duidelijk hoezeer wij op elkaar aangewezen zijn, hoe hard wij mensen elkaar nodig hebben, niet alleen om lief maar ook leed met elkaar te delen.

De talrijke mensen die Jezus volgden zullen zelf niet beseft hebben dat zij waren als schapen zonder herder. En dan gaat het nog over de mensen die Hem volgden, over zijn volgelingen; dan hebben we het nog niet over de mensen die gewoon aan de kant bleven staan, omdat ze andere, belangrijkere dingen aan hun hoofd hadden, of misschien wel omdat die Jezus hen helemaal niet interesseerde en ze geen boodschap aan Hem hadden. Hoe diep moet hun nood niet zijn geweest, dat niemand minder dan Jezus medelijden met hen had, dat niemand minder dan Jezus ons oproept voor hen te bidden dat hun de herders worden gegeven die ze hard nodig hebben!

Om in die nood te voorzien roept Jezus mensen om in zijn Naam “onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen.” Mensen die met naam en toenaam gekend en bekend zijn, mensen met hun kwaliteiten én hun gebreken, zelfs één waarvan toen al bekend was die Hij Jezus later verraden zou. De Kerk en haar herders: niets menselijks is haar en hun vreemd. Maar wel bekleed met een goddelijke macht “om onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen”: onreine geesten als overmoed en eigenwaan die mensen van God en elkaar vervreemden; ziekten en kwalen zoals wanhoop en depressies die mensen elk zicht op de toekomst ontnemen.

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie