Zondag 19 januari - 2e Zondag door het jaar
1e lezing: Jes. 49,3.5-6
2e lezing: 1 Kor. 1,1-3
Evangelie: Joh. 1,29-34
God trekt zijn handen niet van ons af
Bij verdriet of in moeilijke tijden vind je het belangrijk, dat er mensen zijn op wie je rekenen kunt. Je hebt er behoefte aan, dat er iemand naast of achter je staat. Je voelt je dan als het ware sterker. Gevoelens van angst of machteloosheid krijgen dan niet zo’n grote kans. Je kunt meer aan. Je voelt steun en dat troost je en het inspireert je.
Bij een vormselplechtigheid komen ouders met hun zoon of dochter naar voren en leggen hun hand op de schouders van hun kind ten teken, dat zij hun hand niet van hun kind terugtrekken, nu hun kind volwassen gaat worden. Tot dan toe heeft dat kind onder hun beschermende hand geleefd, maar zoon/ dochter staat nu op een moment, dat het een grotere zelfstandigheid gaat verwerven en zich van die hand, die in de ogen van de puber zo bevoogdend is, wil losmaken.
Voor ouders is het vaak moeilijk om het juiste midden te vinden tussen de vrijheid, die voor de uitgroei van het kind noodzakelijk is, en de bescherming die het toch ook nodig heeft. De jeugdige kan immers niet altijd zijn vrijheid aan. Dan kan hij zelfs ontsporen. De band met de ouders kan onder druk komen te staan. Goede ouders lijden daaronder, als hun kind zich aan iets schuldig heeft gemaakt. Zij zeggen dan niet: “Eigen schuld, dikke bult.” Er is dan bij deze ouders zelfs sprake van het verlangen om niet alleen de schade te herstellen, maar vooral om de gaafheid en de integriteit van hun kind weer te herstellen. Zij zijn dan zelfs ook tot grote offers bereid om die schuld weg te nemen van dat jonge leven, opdat die last van dat vergrijp niet verder op dat leven drukt.
Zo staan ouders achter hun kind. En zo staat God achter ons, zijn kinderen, die zo vaak de vrijheid niet aankunnen en hun leven met schuld belasten. God trekt zijn hand niet terug onder het motto: “Eigen schuld, dikke bult”. Om de schuld van ons weg te nemen is God in Jezus naar ons toe gekomen. God wil ons weer de oorspronkelijke gaafheid en integriteit teruggeven, want niemand van ons is brandschoon. Immers Jezus is niet op aarde gekomen om te veroordelen, maar om te redden.
Vandaag wijst Johannes de Doper ons Jezus aan als degene in wie God ons opzoekt en naast ons komt staan. Johannes noemt het “Lam Gods”, dat de zonden van de wereld wegneemt. Het is een omschrijving, die de eerste christenen met voorliefde op Jezus hebben toegepast. Het is een omschrijving, die voor de Joden direct herkenning opriep, maar voor ons niet zo duidelijk is, ofschoon wij die woorden in elke Eucharistieviering uitspreken.
Het lam was het symbool van verzoening, bevrijding en verlossing. Het lam deed de Joden direct denken aan het paaslam, dat de bevrijding uit de dwingelandij van Egypte had mogelijk gemaakt. De Joden kenden verder de woorden van de profeet Jesaia die voorspelde, hoe de Dienaar van Jahweh wilde lijden voor zijn volk: “Als een lam werd hij ter slachtbank geleid.” “Als een schaap dat verstomt voor zijn scheerder, opende hij zijn mond niet voor een klacht.” “Het waren onze zonden die Hij op zich nam.”
Dat beeld van het lam is ook het beeld van de Messias, de Verlosser, die aan het kruis gestorven is om ons weer de integriteit terug te geven, die wij verloren hadden door het ongeloof, door onze liefdeloosheid, hebzucht en hoogmoed van haat en wraak. Johannes de Doper wijst ons Jezus aan: “Zie het Lam Gods.” Zie naar Jezus, die vrijwillig de zonde van ons getekende bestaan op zich heeft genomen. Zie naar Jezus en besef dat Hij ons niet gestraft heeft om onze schuld. God heeft de deur niet dicht gegooid. Zie naar Jezus in grote dankbaarheid.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie
Illustratie: Johannes de Doper wijst Jezus aan als de Zoon van God. Detail uit het beroemde Isenheimaltaar van Matthias Grünewald, gemaakt rond 1510-1515 en te zien in het Unterlinden-Museum in Colmar, Frankijk.