Zondag 27 oktober 2024 – 30e Zondag door het jaar
1e lezing: Jer.31,7-9
2e lezing: Hebr.5,1-6
Evangelie: Mc.10,46-52
‘Maak dat ik zien kan’
Daar zat die blinde man, terwijl de menigte voorbijtrok. Hij hoorde niet bij hen, totdat Jezus bleef stilstaan. Hij had zijn geroep gehoord: “Jezus, ontferm U over mij!” “Roep hem eens hier,” zei Jezus tot de menigte rond Hem. Dan gebeurt er iets heel bijzonders. Tussen Jezus en de blinde staat een groep mensen, zij staan daar niet zomaar, zij waren absoluut nodig om de blinde bij Jezus te brengen.
Maar voordat Jezus de menigte bewoog om de blinde bij Hem te brengen, opende Hij hun ogen en hun hart. Doordat Jezus zich om de blinde bekommerde, bracht Hij hen ertoe naar de blinde om te zien. Zij spraken nu een heel andere taal, zij snauwden hem niet meer toe: “Hou je mond”, maar zij bemoedigden hem hartelijk: “Heb goede moed, sta op, Hij roept je!” Zij zijn het die hem naar Jezus brengen.
Geloof is eigenlijk een heel diepzinnig gebeuren tussen God en mens. Het luide roepen van de blinde, het bemoedigen door de anderen, het wegwerpen van de mantel, het uitspreken van de nood, dat alles zijn wezenlijke elementen van het geloof. Door zo'n samen gedragen geloof kan de blinde zien en Jezus volgen op zijn weg.
Nu vraag ik me op het einde af of ik zelf misschien toch ook niet die blinde ben. Zoveel mensen kan ik niet zien, omdat ik geen hart voor hen heb. Voor zoveel leed, dichtbij en veraf, heb ik geen oog, zoveel hoopvolle dingen in de Kerk neem ik niet waar, ik zie vaak geen uitweg in mijn beperktheid. Het is goed dat ik de mantel van mijn zelfverzekerdheid wegwerp en roep: “Jezus, ontferm U over mij!” Geloofde ik maar zoals die Bartimeüs, dan zou Jezus me zeker ziende maken.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie