Social Media

Zondag 10 november - 32e zondag door het jaar

Geplaatst op: 07-11-2019

1e lezing: 2 Makk.7,1-2.9-14
2e lezing: 2 Tess.2,16-3,5
Evangelie: Lc.20,27-38 of 20.27.34-38

 

De belangrijkste dingen zijn niet te bewijzen

Vandaag spreken de lezingen over het eeuwig leven. Het leven na de dood is voor velen geen serieus onderwerp van gesprek. Dat gold ook voor de gesprekspartners van Jezus in het evangelie van deze zondag. “In die tijd kwamen enigen van de Sadduceeën, die de verrijzenis loochenen bij Jezus.” Zij hebben hun antwoord reeds klaar, zoals zo velen ook tegenwoordig. Toch gaan zij met Jezus in gesprek. Maar zij doen dat op een manier die bij voorbaat gedoemd is om te mislukken. Zij willen namelijk in het gesprek met Jezus hun eigen ideeën bevestigd zien. Zij komen daarom met een lachwekkend voorbeeld om hun eigen mening te staven. Het gaat hier om de toepassing van een wet uit het Oude Testament. “Als iemand een getrouwde broer heeft die kinderloos sterft dan moet hij diens vrouw nemen en aan zijn broer een nageslacht geven.” 

Het voortzetten van de naam in de kinderen behoorde voor een vrome jood tot de voorwaarden van een rijk leven. Hierin toonde zich immers bij uitstek Gods zegen over een goed besteed leven. “Nu waren er eens zeven broers”, aldus de Sadduceeën. Het aantal toont ons reeds waar zij met hun vraag naar toe willen. De broers sterven alle zeven zonder bij de vrouw van de oudste een kind na te laten. Tenslotte sterft ook de vrouw. En nu komt het: “Van wie van hen is zij nu bij de verrijzenis de vrouw?” Iedereen kan zien dat dit geen gewoon voorbeeld is. Bij voorbaat hebben zij reeds met Jezus afgerekend. Maar zij hebben zich in Jezus verkeken: “De kinderen van deze wereld huwen en worden ten huwelijk gegeven, maar zij die waardig gekeurd zijn deel te krijgen aan de andere wereld en aan de verrijzenis uit de doden, huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven”, aldus Jezus. Jezus nodigt ons in zijn antwoord op deze vraag uit eigen beperktheid los te laten om iets van Gods wereld te kunnen ervaren. “De Heer is toch geen God van doden maar van levenden”. Met andere woorden: hoe kunnen jullie beweren de Schrift te kennen en tegelijkertijd de verrijzenis loochenen? 

Onverschilligheid rond verrijzenis en eeuwig leven heeft dus te maken met onverschilligheid rond Gods Woord, toen en nu. De martelaren van de Kerk tonen ons de grote kracht van hun verrijzenisgeloof. Zij hebben hun bloed vergoten in het vertrouwen dat God geen God van doden maar van levenden is. Het eeuwig leven is een geloofsgegeven. Je kunt het niet bewijzen, zoals wij mensen vaak bewijzen zoeken. Maar geldt dat niet voor alle diepe waarden van ons leven: liefde, trouw en oprechtheid zijn ook niet op wetenschappelijke manier te bewijzen.

 

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie