Social Media

3e zondag van de advent

Geplaatst op: 16-07-2024

1e lezing: Sef.3,14-18a  
2e lezing: Fil.4,4-7
Evangelie: Lc.3,10-18

 

Wegwijzers

We bereiden ons in de Advent voor op de komst van Christus. En als we ons daarop goed willen voorbereiden dan kunnen we ons geen beter voorbeeld voor ogen stellen dan sint Jan de Doper, de wegbereider van de Heer. Hij roept op tot bekering en gehoorzaamheid aan Gods geboden en voorschriften. Hij wijst mensen duidelijk op hun fouten en gebreken en is zelfs niet bang om koning Herodes openlijk te beschuldigen van overspel. Ook tollenaars en soldaten wijst hij vandaag in het evangelie de juiste weg om gezuiverd en heilig de komst van Christus voor te bereiden.

Aan dergelijke duidelijke wegwijzers hebben mensen van alle tijden behoefte. Als we een stukje uit de regel voor kluizenaars van de middeleeuwse priester Grimlaicus van rond het jaar 900 lezen, dan moeten we echter constateren, dat er sindsdien niet veel veranderd is. Ook in onze dagen kan ons deze tekst nog steeds tot inspiratie en bekering dienen. In zijn “Regula Solitariorum” Nr.87, hfdst.27, schrijft Grimlaicus:

“Ik was van plan een of meerdere hoofdstukken te wijden aan de geboden van onze Heer, Jezus Christus. Maar toen ik besefte, dat er in deze dagen (dus méér dan 1000 jaar geleden!) nauwelijks iemand sterk genoeg is om die in acht te nemen of er belang aan hecht om ze te onderhouden, wilde ik er liever over treuren dan erover schrijven. We moeten echt bedroefd zijn over de huidige tijd, waarin we dagelijks zoveel volstrekt schandelijke daden zich zien opstapelen. Als we die allemaal één voor één zouden willen beoordelen, dan zouden we echt niet in staat zijn om onze tranen te bedwingen. Alles is zo verwarrend geworden. Alles is zozeer verdeeld, dat we nergens ook maar enig spoor van deugdzaamheid kunnen ontdekken. We constateren, dat de wereld in onze dagen vervuld is van onreinheid en genotzucht en van andere soorten zondigheid. En wat nog het meest ellendig is van alle kwaad: we komen zelf niet tot bekering en geven ook geen voorbeeld van bekering aan anderen. Nee, we zijn als ‘witgepleisterde graven, die er van buiten voor anderen wel mooi uitzien, maar van binnen vol zijn met doodsbeenderen en allerhande onreinheid’ (vgl.Mt.23,27).”

Ook nu, meer dan 1000 jaar later, ontbreekt het ons nog steeds aan mensen, die zichzelf en anderen tot bekering willen brengen. De meesten lijken immers voornamelijk bezig te zijn met de eigen buitenkant, de schone schijn en het vergankelijk geluk en genot. En dat geldt zelfs tot in de hoogste kerkelijke kringen. Wie durft er nog duidelijk te spreken over Gods geboden en voorschriften? Wie durft er nog te wijzen op de vele overtredingen daarvan? Terwijl Christus zelf ons toch een duidelijk voorbeeld van uiterste gehoorzaamheid gegeven heeft en ons telkens weer oproept om ons te bekeren, ons af te wenden van het kwaad en ons te houden aan Gods geboden en voorschriften. Dat alleen geeft immers vreugdevolle hoop en uitzicht op het eeuwige geluk.