Zondag 21 januari 2024 – 3e Zondag door het jaar | Zondag van het Woord van God
1e lezing: Jona 3,1-5.10
2e lezing: 1 Kor.7,29-31
Evangelie: Mc.1,14-20
Kom, volg mij
De vissers aan het meer van Galilea waren hardwerkende, nuchtere mensen. Zij moesten het hebben van goede visvangsten en een behoorlijke prijs voor hun vis. Zij hadden oog voor het weer, voor de conditie van hun netten, het onderhoud van de boot en de prijs van hun vis. Het waren geen mensen die met hun hoofd in de wolken liepen. Zij stonden met beide benen op de grond en lieten zich niet meeslepen door de waan van de dag.
Des te verbazender mag het dan ook bij ons overkomen dat zij zonder bedenkingen de roepstem van Jezus volgden. Want toen Jezus zei: “Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat jullie vissers van mensen worden”, lieten zij plotsklaps hun boot en hun kostwinning achter zich. Zonder overleg en onherroepelijk. Zij lieten zich zo maar meeslepen door deze wildvreemde Rabbi, met de naam Jezus.
Hoe kon dit? Was dit roekeloos naïef? Of zit er iets anders achter? Hier zien wij hoe in de roep van Jezus een bijzondere kracht ligt. Van Jezus ging een kracht uit die dieper gaat dan de gewone overredingskracht van woorden. De evangelist Marcus zal het vaker vermelden als hij het optreden van Jezus beschrijft. Hij zegt dan: van Jezus ging gezag uit. Jezus spreekt met het gezag van God. En dat ondervonden de vissers in hun hart. Zij ervoeren een aantrekkingskracht in hun hart en wisten: Hem moeten wij volgen.
Wij mensen bouwen op menselijke zekerheden. Wij houden graag greep over ons doen en laten. Wij willen controle hebben over ons leven. Tegenwoordig spreekt men van zelfbeschikking. Wij beschikken graag over onszelf, zelfs tot aan onze dood toe. Maar Jezus Christus roept ons op Hem te volgen: “Kom, volg Mij.” Met die paar woorden zegt Hij: wil je werkelijk tot het volle leven komen, tot een leven waarin God aanwezig kan zijn? Volg Mij dan.
Het nieuwe dat Jezus kwam brengen, is het feit dat wij door Hem kinderen van God mogen worden. Via het Doopsel krijgen wij het kind-van-God zijn aangereikt. Maar het Doopsel is een begin. In de loop van het leven vraagt het Doopsel om groei in geloof en deugden. Zodat wij kunnen uitgroeien tot christenen. En bij die ontwikkeling hoort de oproep van Jezus: “Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
De houding van bekering is de houding van het wegkijken van onszelf en God centraal plaatsen. Bij deze beweging van ommekeer laten wij de zelfbeschikking niet overheersen maar vertrouwen wij ons toe aan God. Als christen zoeken wij niet alles in eigen hand te houden maar streven wij naar overgave aan de goede God. Laten wij als kinderen steeds de hand van de Heer zoeken. En in geloof en vertrouwen leven.