1e lezing: Hand.1,12-14  
2e lezing: 1 Petr.4,13-16  
Evangelie: Joh.17,1-11a  

Gods heerlijkheid ervaren

In de Heilige Schrift is er meer dan eens sprake van Gods heerlijkheid en van verheerlijking. Zo ook in het evangelie van vandaag. Het is Jezus zelf die in zijn grote afscheidsgebed tijdens het ‘Laatste Avondmaal’ tot zijn hemelse Vader zegt: “Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke.”

Gods heerlijkheid wil onder andere zeggen: Gods liefdevolle werken in zijn schepping en in ons mensen. Ook wordt de tempel van Jeruzalem vervuld met Gods heerlijkheid, daar woont God onder de mensen. Zo werd Maria, als ‘Moeder Gods’, overschaduwd door Gods heerlijkheid.

De apostel en evangelist Johannes schreef dat God de Vader verheerlijkt is in Jezus. De almachtige God is helemaal aanwezig in de Persoon en in het handelen van Jezus zijn Zoon. En Jezus geeft deze heerlijkheid verder aan ons mensen. Zo kan Jezus in alle mensen, ook in de mensen die leven aan de rand van de maatschappij, in zondaars en tollenaars, Gods kinderen zien: Hij gaf hun de macht kinderen van God te worden.

De heiligen en mystici leefden heel sterk van deze aanwezigheid van God in de schepping en in de mens. De wereld en ons menselijk bestaan zijn vol van Gods heerlijkheid. Zo zag onder andere Moeder Teresa in de meest verlatene en stervende mens de lijdende Christus. Het hoort bij ons christen-zijn dit gevoel van Gods aanwezigheid in de schepping, in de medemens en in onszelf te ontwikkelen.

God maakt aan ons zijn aanwezigheid kenbaar door ons liefde, vrede en zekerheid te schenken, op een manier die wij zelf niet kunnen bewerken. Door onze liefde voor Jezus kunnen wij bij onszelf een houding aankweken van eerbied voor de schepping en eerbied voor elke mens. In zijn gelaat kunnen wij met een gelovig oog iets zien uitstralen van Gods heerlijkheid. “Als ik uw gezicht zie, zie ik in u Gods heerlijkheid stralen.” Zo wordt de Vader door ons verheerlijkt in Jezus, door de kracht van zijn Geest.