Social Media

Zondag 4 april 2021 – Paaszondag: Verrijzenis van de Heer

Geplaatst op: 31-03-2021

1e lezing: Hand.10,34a.37-43 (B,nr.
2e lezing: Kol.3,1-4 of 1Kor.5,6b-8  
Evangelie: Joh.20,1 9 of (in avondmis) Mc.16,1 8  

 

Het geloof in het lege graf

“God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan en laten verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgekozen, aan ons die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden was opgestaan." Pasen is een bevrijding die alleen waar te nemen is in geloof. In de eerste lezing hebben we gehoord, hoe Jezus is verschenen "aan getuigen die door God tevoren waren uitgekozen", aan deze en aan die.

In het evangelie van vandaag kunnen wij deze uitverkiezing voor onze ogen zien gebeuren, er vindt een persoonlijke ontmoeting plaats tussen de door Jezus beminde leerling en de opgestane Heer. Het begint allemaal vroeg in de morgen en van al de evangelisten voegt alleen de evangelist Johannes daar nog aan toe: "..het was nog donker." Licht en duisternis spelen in zijn evangelie een grote rol, daarom moet je bij dat duister iets anders denken dan alleen maar het aanzien van de hemel.

Duisternis heerst er zolang iemand nog niet tot geloof in de opstanding van de Heer is gekomen. Op die vroege morgen gaan er twee op het woord van Maria Magdalena naar het graf toe: Simon Petrus en de door Jezus beminde leerling. De laatste was al aan Jezus' zijde bij het Laatste Avondmaal; hij was ook met Petrus in de hof van de hogepriester én hij was bij het kruis aan de zijde van de moeder van Jezus. Nu verschijnt hij hier samen met Petrus bij het graf. Hij gaat niet meteen met Petrus het graf binnen, maar laat Petrus voorgaan, zodat de reactie van deze leerling straks het hoogtepunt kan vormen van deze episode. Want deze twee, hoe gelijk ze dan ook opgaan naar het graf, de een wat sneller dan de ander, zijn verschillend in hun reactie. Ze reageren verschillend op wat zij in het graf hebben gezien.

Wat hebben ze dan gezien? Ze zagen dat de zwachtels en de zweetdoek, hoewel op een andere plek, daar lagen zonder het lichaam er in. Daarna, toen zij dat beiden gezien hadden, eerst de door Jezus beminde leerling en toen Petrus nog eens, staat er: "Hij zag - hij, de door Jezus beminde leerling - en geloofde." Er ontbreekt elke aanwijzing dat ook Petrus geloofde.

Nog vóór er een verschijning van de Heer had plaatsgevonden is de beminde leerling tot geloof gekomen, en deze geloofde met de helderheid en een zekerheid die alleen uit de liefde gegroeid kan zijn. "Hij zag dat de zwachtels er lagen, maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt, niet bij de zwachtels lag, maar ergens afzonderlijk opgerold, op een andere plaats." Toen hij dat zag, geloofde hij.

Waarom geloofde die ene nu wel en die andere niet? Dat is natuurlijk niet exclusief bedoeld, maar inclusief. De Kerk is de door Jezus beminde leerling, u en ik. “Let niet op onze zonden”, bidden wij altijd na het Onze Vader, “maar op het geloof van uw Kerk”, die door de liefde van de heilige Geest zó is bezield, dat ze aan de kleinste tekenen genoeg heeft, om de weg, de wil en de gestalte van Jezus waar te nemen en voor onze naaste zichtbaar te maken.

Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie

Illustratie: Wim Johannesma