Social Media

Zondag 27 juni 2021 – 13e Zondag door het jaar

Geplaatst op: 23-06-2021

1e lezing: Wijsh.1,13-15;2,23-24
2e lezing: 2 Kor.8,7.9.13.15
Evangelie: Mc.5,21-43 of 21-24.35b-43  

 

Ontmoeting met Jezus

Vandaag een bijzonder evangelielezing: niet één, maar twee verhalen die in elkaar vervlochten zijn. Daar is het verhaal van de opwekking van het gestorven dochtertje van Jaïrus; en het verhaal van de genezing van de vrouw die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed. Ogenschijnlijk twee verschillende verhalen die niets met elkaar te maken hebben. Dat blijkt ook wel uit het gegeven dat het verhaal van de bloedvloeiende vrouw ook net zo goed weggelaten kan worden; het staat immers tussen haakjes. Toch zal de evangelist er een bedoeling mee hebben gehad om beide verhalen zo met elkaar te verweven.

Wat in ieder geval opvalt, is dat de overste Jezus vraagt zijn dochtertje de handen op te leggen, opdat ze mag genezen. De vrouw daarentegen zegt bij zichzelf: “…als ik slechts zijn kleren kan aanraken, zal ik genezen zijn.” Dat is dan ook wat ze doet. “Terstond hield de bloeding op en werd ze aan haar lichaam gewaar dat ze van haar kwaal genezen was”. Alsof Jezus er zelf niet echt bij betrokken was. Per slot van rekening was het de vrouw die Hem aanraakte, en dan nog niet eens Hemzelf, maar zijn kleren. Dat is blijkbaar ook wat Jezus parten speelt als Hij vraagt: “Wie heeft mijn kleren aangeraakt?” De wonderen, de genezingen die Jezus verricht, willen geen anoniem gebeuren zijn, maar dienen in een bredere context van een ontmoeting gelezen en ervaren te worden: de ontmoeting van de gelovige met zijn of haar Heer. Uiteindelijk gaat het daarom: om geloof, het geloof dat ons geneest; of beter gezegd: het geloof dat Jezus in staat stelt om te genezen.

In het verhaal van het dochtertje van Jaïrus speelt dat wat minder: daar is wel het impliciete geloof van Jaïrus om Jezus aan te klampen en te smeken: “Mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen, opdat ze mag genezen en leven.” Explicieter wordt het echter als de vader en moeder van het kind zich niet laten meeslepen door het rouwmisbaar van de mensen die Jezus uitlachten, toen Hij opmerkte dat het kind niet gestorven was maar sliep. Want zij mogen erbij zijn als Jezus samen met drie van zijn leerlingen het vertrek binnengaat waar het kind ligt. Jezus legt haar weliswaar niet (zoals gevraagd) de handen op, maar Hij pakt haar bij de hand en zegt: “Talita koemi, wat vertaald betekent: Meisje, sta op”, waarop ze inderdaad opstaat en heen en weer begint te lopen.

Inderdaad een wonder: geen genezing van een zieke, maar de ten-leven-wekking van een dode. Inderdaad een wonder, maar wel een wonder dat gesitueerd wordt in het kader van een ontmoeting, een ontmoeting van een ‘gelovige’ met Jezus, maar ook omgekeerd een ontmoeting die concreet en tastbaar wordt als Jezus hem of haar kan en mag aanraken. Geloofswonderen willen geen anonieme gebeurtenissen zijn, maar altijd in de context gelezen of ervaren worden van de ontmoeting van de gelovige met zijn of haar God, met de God die zich in Jezus aan ons wil meedelen; de God die in Jezus zijn leven, zijn liefde met ons wil delen, een leven en liefde sterker dan de dood.

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie

Illustratie: Wim Johannesma