Zondag 26 februari 2023 – 1e Zondag van de Veertigdagentijd
1e lezing: Gen.2,7-9;3,1-7
2e lezing: Rom.5,12-19 of 5,12.17-19
Evangelie: Mt.4,1-11
Verleiden of gehoorzamen
Zojuist is er voorgelezen uit het boek van de Schepping en we vertoefden in de paradijselijke situatie van de eerste dagen van de Schepping. Natuurlijk is dit geen journalistiek verhaal van een waar gebeuren, maar een gedicht dat een loflied is op Gods Schepping.
Dit gedicht legt ons ook de vraag voor: "Hoe is het kwaad in de wereld gekomen?" God had toch alles goed geschapen. Het gedicht vertelt ons dat het kwaad in de wereld gekomen is, omdat de mens zich liet verleiden tot hoogmoed. De slang, symbool van slinksheid en onderkruiping, praat op de mens in. "Laat je toch door God niets wijsmaken! Het is toch onzin dat jullie niet van de boom der wijsheid mogen eten. Laat je toch door God niets voorschrijven. Bestaat die God wel? Je bent toch je eigen god. Jullie willen toch zeker zelf beslissen wat wel en niet mag en wat goed is en wat kwaad is. Niemand heeft iets over jou te zeggen. Je bent je eigen baas. Trek je toch van God niets aan."
Zo verstoorden de verleidingen van de boze de orde van het goede, die tot dan toe de paradijselijke situatie had bepaald. Niets nieuws onder de zon. Wie gelovig is, krijgt van vele kanten, uit alle media, diezelfde boodschap die Adam en Eva van de slang vernamen: “Er is toch geen God? Je bent toch je eigen baas. Laat je niets wijs maken!" Adam en Eva hadden waarschijnlijk helemaal niet de bedoeling om ontrouw te zijn aan God, maar de slang herhaalt het keer op keer en de herhaling mist haar uitwerking niet. Ook op ons niet. Uiteindelijk luisterden zij en luisteren ook wij naar de verleider en willen onze eigen god zijn.
Het gaat soms zo geleidelijk. Wij leven niet meer in het aardse paradijs, maar net als Adam en Eva zijn ook wij zo dom om ons te vergrijpen aan wat we gekregen hebben en zo verliezen we ons paradijs. Ons paradijs van een mooie schepping, een gezonde natuur, een prachtige aarde. Het gaat er allemaal aan, want alleen wat wíj willen, is belangrijk. Wij willen niet tekortkomen. Wij willen de baas zijn. Alleen ónze rijkdom, ónze weelde, onze gemakzucht, onze drang naar succes telt. Het is dus niet toevallig dat de woorden van de slang precies ook de bekoringen zijn die Jezus in de woestijn moet ondergaan.
Op menigeen maakt de bekoring van Jezus een wat onwerkelijke indruk. Kan de Zoon van God wel ontvankelijk zijn voor de verleider? Niettemin heeft God in Jezus ook deze ervaring willen beleven. Hij maakt er zich zelfs apart gevoelig voor. Jezus vast veertig dagen. Hij is moe. Hij is verzwakt, hongerig, vereenzaamd. De verleider treedt toe op een vermoeide, verzwakte Jezus en spreekt Hem steeds en bij voortduring toe met de vleiende woorden: "Als Gij de Zoon van God zijt… laat dan eens wat zien, maak je onafhankelijk, maak van stenen brood wees je eigen God en beklim de tinnen van de tempel; wees succesvol door naar mij te luisteren." Maar Jezus gaat er niet op in want Hij wil niets anders, dan in gehoorzaamheid de wil vervullen van de hemelse Vader. Hij leeft niet voor zichzelf. Hij wil het leven delen van ons mensen in een wereld, waar de honger een veel voorkomend verschijnsel is. Hij wil zich niet daaraan onttrekken, maar in solidariteit met ons mensen leven.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie