Zondag 18 februari 2024 – 1e Zondag van de 40-dagentijd
1e lezing: Gen.9,8-15
2e lezing: 1 Petr.3,18-22
Evangelie: Mc.1,12-15
Wat houdt ons van God af?
Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd horen we ieder jaar het evangelie van Jezus’ bekoringen in de woestijn. Dit jaar in de versie die de evangelist Marcus ons heeft overgeleverd. Dat is de meest beknopte van de drie zogeheten ‘synoptische’ evangeliën, niet alleen in het algemeen, maar ook wat deze tekst betreft. Terwijl de andere twee (Mattheus en Lucas) uitvoerig(er) ingaan op de bekoringen zelf, laat Marcus dit achterwege. Ook dat Jezus tijdens zijn verblijf in de woestijn vastte, lezen we niet bij Marcus. Hij vertelt alleen dat de Geest Jezus naar de woestijn dreef en dat Hij er veertig dagen bleef “terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld.”
Wat Marcus wel vertelt (maar wat de anderen niet vertellen), is dat Hij er “bij de wilde dieren verbleef”. Volgens een bijbelcommentaar wil dat “niet zeggen dat zij Hem niet konden schaden (vgl. Ps. 91,13), noch omgekeerd uitdrukken dat Jezus zich hier op een bijzondere wijze in het machtsgebied van de satan bevond, maar alleen dat Hij ver van de mensen is.” Met andere woorden: dicht bij de dieren – ver van de mensen.
Toch is er niet zo’n grote discrepantie tussen de mensenwereld en die van de dieren als menigeen misschien denkt. Niets voor niets zijn er in de loop der tijdens zoveel dierenverhalen ‘ter lering ende vermaeck’ opgetekend. Verhalen over de raaf, de vos en de kaas, de krekel en de mier, de vos en de zure druiven, fabels die vaak in verband worden gebracht met de legendarische fabelverteller Esopus, die omstreeks de zesde eeuw voor Christus in Griekenland leefde. Veelal grappige, humoristische verhalen, maar wel met een serieuze ondertoon. Verhalen die ons leren eens kritisch naar onszelf te kijken en van de dieren nog iets te leren.
Ook de evangelist wil ons vandaag iets leren en wel aan de hand van Jezus’ leven: dat Hij het zich niet gemakkelijk maakte, dat Hij openstond voor ‘de Geest’ die Hem naar de woestijn dreef. ‘Back to basics’ zouden ze dat tegenwoordig noemen; vroeger een ‘retraite’: een periode van afzondering en geloofsverdieping. Dagen van stilte om Gods stem duidelijker te kunnen horen. Maar ook om duidelijker te zien hoe wij in het gewone leven van alledag door van alles en nog wat in beslag genomen worden en daarin en daardoor van wezenlijke(r) zaken afgehouden worden. Ook wij worden immers door de duivel op de proef gesteld. Het probleem is echter dat we dat niet meer als een beproeving, laat staan als een bekoring opvatten.
Ons moderne leven lijkt trouwens alleen nog maar uit bekoringen te bestaan en het al dan niet ingaan op de verleiding die daarvan uitgaat; zoveel reclameboodschappen en (nieuws-)berichtjes die onze aandacht vragen, ja bijna opeisen (“waarom heb je nog niet gereageerd?”). Het lijkt wel alsof wij alleen nog maar in het hier en nu leven, zonder een (h)echte band met het verleden, laat staan met de toekomst (“dat zien we dan wel weer”).
Jezus wist niet alleen waartoe Hij op aarde was, maar ook waarom en waarvoor Hij leefde: namelijk om ons mensen te laten weten hoeveel God van ons houdt en hoeveel het Hem eraan gelegen is ons te laten delen in zijn hemels leven en geluk. Van dat levensdoel, van die missie kon niemand Hem afhouden; ook de satan niet. Hij was zelfs bereid daarvoor lijden en kruis op zich te nemen, er zijn leven voor te geven.
Daarom dat we onszelf in deze voorbereidingstijd op Pasen met de vraag willen confronteren wat ons van God afhoudt, wat ons hindert te doen wat Hij (niet alleen van Jezus zijn Zoon) maar ook van ons (zijn kinderen) vraagt. Onze weg naar de hemel is niet geplaveid met rozen; ook wij zullen door de ‘woestijn der bekoringen’ heen moeten, wil het eens ook voor ons Pasen kunnen worden.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie