Zondag 20 augustus 2023 – 20e Zondag door het jaar
1e lezing: Jes.56,1.6-7
2e lezing: Rom.11,13-15.29-32
Evangelie: Mt.15,21-28
Word een mens van geloof
Liefde is de fundamentele en ‘aangeboren’ roeping van elke mens. Dat is ook het hart van het christelijk leven en we raken daar aan het mysterie van God zelf. God is een geheim van liefde. Een geheim van liefde, dat zich heeft uitgesproken. Johannes drukt het zo sprekend uit: “In het Begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God… en het Woord is vlees geworden.”
Doordat Hij zich uitgesproken heeft, zijn we dieper mogen binnengaan in dit wonderlijke en scheppende geheim van zijn aanwezigheid. Dat zien we al in het Oude Testament, dat eigenlijk begint met de roeping van Abraham. Abraham werd aangesproken. Dat heeft zijn hele leven veranderd. Zo werd hij de vader van een nieuwe familie. Een familie die zich door God laat aanspreken. Een aanspreken uit liefde en daardoor geroepen tot gemeenschap, tot gemeenschap van liefde. Dat is het Oude Verbond. “Zo spreekt de Heer”. Zo begint vandaag de eerste lezing. Ja, God spreekt ons aan. Dat is het hart van het Oude Testament, dat is het hart van elk geloofsleven. Daarom begint de Joodse geloofsbelijdenis met de woorden: “Luister Israël.”
Liefde is de aangeboren roeping. Het woord roeping zegt het al. Je wordt geroepen. Er is iemand die ons toeroept! Dat is al in de schepping verankerd. We worden toegeroepen vanaf de moederschoot en dat gaat altijd door. Maar het wonderlijke is dat we al door God zijn gedacht en uitgesproken voordat dit begon. God is scheppende liefde. Hij heeft zich uitgesproken in elke mens, maar heel bijzonder in de aartsvaders en de profeten en ten diepste doet Hij dat in Jezus zijn Zoon. In Jezus zijn we ten diepste gaan zien hoezeer wij door God gezien zijn en hoezeer wij door Hem worden aangesproken.
Maar er is ook een andere beweging te bespeuren. Quasi-sprekers trekken ons weg van het geheim. Dat is het geheim van de oerzonde. De tegenspreker of beter de leugenaar die ons de indruk geeft dat God niet te vertrouwen is en dat wij maar beter voor onszelf kunnen spreken. Het maakt ons los van Hem, van elkaar en van ons diepste zelf. Het vervreemdt ons. Abraham is uit den vreemde door God geroepen. Hij is weggetrokken van zichzelf, en dat met de Heer. Maar altijd is er weer die tegenstrevende beweging te bespeuren. Zo was het in de geschiedenis van het Joodse volk tot aan de ballingschap toe! Zij vervreemdden van Hem die de bron en het hart van hun leven wilde zijn. De God van het verbond.
Maar God laat niet los wat Hij in ons begonnen is. De vreemdelingen, waarover de eerste lezing vandaag spreekt, maar ook de heidenen uit de tweede lezing, zijn als het ware beeld van wat wij geworden zijn, maar Hij blijft trekken. Hij blijft ons achterna komen om ons mee te nemen in een beweging ten leven. Soms op een voor ons eerst wat vreemde manier. Zoals in het evangelie van deze zondag. Een vrouw komt bij Jezus en vraagt zijn hulp. Niet voor zichzelf, maar voor haar dochter. Maar Jezus lijkt haar helemaal te negeren. Wat Jezus zegt, klinkt zo pijnlijk: “Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis Israël gezonden.”
Jezus is op dit moment niet in Israël, omdat men Hem daar niet accepteert. Sterker nog men staat er Hem naar het leven. Daarom heeft Hij zich teruggetrokken in de streek van Tyrus en Sidon. Jezus is niet welkom en daarom trekt Hij zich terug in een onheilig land. Tyrus en Sidon, volksvijanden van Israël. De steden die altijd lachten als het met Israël niet goed ging. Toen het volk in ballingschap ging, hebben zij Israël en Jeruzalem leeggeplunderd. Als honden hebben zij zich gedragen. Dit moet je weten om het evangelie van de honden te begrijpen. Daarom staat Jezus vijandig en afstandelijk tegenover de heidenen. Daarom geeft Jezus eerst geen antwoord.
Het is niet om het even wat we doen. God bakt geen zoete broodjes met ons. De vrouw krijgt als het ware een spiegel voorgehouden van de pijnlijke geschiedenis waarin zij met haar volk staat. Zo is het voor ons ook. We dragen allemaal onze geschiedenis mee die niet altijd zo geweldig is. Waarin wij ook zelf niet altijd uitblinken. We verdienen het niet! Wij zijn niet automatisch mensen van het heil. Toch wil God er zijn voor alle volken, Hij heeft een scheppend Vaderhart voor allen. Dat zegt de eerste lezing al.
Het wordt waar, omdat door de ongehoorzaamheid van Israël het heil open komt voor anderen. Want het heil moet doorgaan. De vrouw protesteert niet tegen de vergelijking met honden. Integendeel ze neemt het beeld over en zegt: “Toch wel Heer… want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.” Zij zegt “Heer” tegen Jezus. Ze blijft in Hem geloven. En dan spreekt Hij haar op diepte aan: “Vrouw, ge hebt een groot geloof.”
Zo is God en dat is zijn verlangen. Daar nooit aan wanhopen! Haar geloof werkt dus grensverleggend, zoals bij die goede moordenaar aan het kruis. God kan uit iedere situatie nog wat maken, maar alleen in de waarheid en in de echte liefde. Word een mens van geloof, word de mens die Hij scheppend in jou ziet en blijft toeroepen. Wil Hem horen en altijd weer toelaten.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie