Zondag 25 Augustus 2024 – 21e Zondag door het jaar
1e lezing: Joz.24,1‑2a.15‑18b
2e lezing: Ef.5,21‑32
Evangelie: Joh.6,60‑69
Ik geloof
Als we de geloofsbelijdenis uitspreken, zeggen we: “Ik geloof.” Natuurlijk is het geloof een gave, geschonken aan de Kerk en vieren we het samen, maar de belijdenis is persoonlijk. Een eigen keuze als antwoord op Gods genade en gave. Een keuze, waarbij we ons nergens achter kunnen verschuilen, maar die we ook oprecht moeten menen. Wat zijn we anders voor huichelaars, iets zeggen waar je niet achter staat?
Beseften we dat maar elke keer als we zeggen: “Ik geloof.” Want nog steeds zijn katholieken soms als schapen die zonder op te kijken meelopen in de kudde, achter anderen aan. Dat kan zo niet meer. De volkskerk is voorbij. Wij zijn weliswaar deel van de kudde en Jezus is onze Herder, maar elk schaap moet zelf kiezen om Hem te volgen. De vraag is: willen we dat? Luisteren we naar Hem en geloven we echt?
In de hele broodrede van Johannes die we deze zomer hebben gehoord op de zondagen, voelen we de spanning die in het evangelie vandaag tot een ontlading komt. Jezus heeft de vijfduizend en meer gevoed. Maar dan gaat Hij spreken over het Brood van eeuwig leven: Hij zelf. Hij spoort aan om niet te werken voor het voedsel dat vergaat, maar te geloven in Degene die de Vader heeft gezonden. Om het vlees van de Mensenzoon te eten en zijn Bloed te drinken. Jezus gaat naar de kern, maar voelt elke keer in de vragen van de omstanders: ze geloven het gewoon niet. Ze luisteren, maar het landt niet in het hart. Ze stellen kritische vragen zonder de houding van openheid: “Hoe kan dat?”
Menselijk, rationeel. Als Jezus dan alles heeft verkondigd en geprobeerd heeft het uit te leggen, zeggen ze vandaag ijskoud: “Deze taal stuit mensen tegen de borst.” Ze willen gewoon niet meer luisteren en lopen weg. Als groep, massaal. Uiteindelijk blijft Jezus dan over met een kleine groep, onder wie zijn apostelen. Ook al is er onder hen één die het ook niet gelooft en Hem zal overleveren, stelt Jezus de persoonlijke geloofsvraag: “Wil je ook gaan?” Dat is het moment waarop een meeloper met de kudde zou kunnen afhaken. Maar Petrus heeft wél geluisterd, is geraakt door de woorden van de broodrede en belijdt: “Gij hebt woorden van eeuwig leven en wij geloven dat Gij de Heilige Gods zijt.” Hij heeft begrepen wat Jezus heeft gezegd: het gaat erom dat je gelooft in Hem. Heel persoonlijk. Kiest voor Jezus. Als je dat doet, heb je leven in eeuwigheid en doe je wat de Vader van je vraagt.
Wat hier gebeurt, lijkt wel een beeld van onze Kerk anno 2024. Velen hebben van het brood gegeten. Men is gedoopt, heeft de eerste communie gedaan en is soms nog gevormd. Het begon zo groots en vanzelfsprekend, we hebben zo veel woorden uit de Schrift gehoord, maar wat is er over? Een kleine groep, soms een eenzame gelovige die zich persoonlijk mag afvragen: ga ik verder met Jezus, blijf ik bij Hem? Geloof ik in Hem? De geloofsbelijdenis die we ieder voor zich samen uitspreken, begint dan ook met onze keuze, misschien tegen de stroom in. Geloven in de Vader. Maar vooral heel concreet geloven in al die punten van Jezus’ leven. Geloven in de Geest, de Kerk, en het eeuwig leven. Met de Wereldkerk uitspreken: ik loop niet weg, ik volg Hem. Ik geloof. Ik geloof vast dat Jezus de Redder is en dat zijn woorden eeuwig leven betekenen.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie