Zondag 19 september 2021 – 25e Zondag door het jaar
1e lezing Wijsh.2,12.17‑20
2e lezing Jak.3,16‑4,3
Evangelie Mc.9,30‑37
Dienaar zijn
Iedereen merkt wel eens dat mensen langs elkaar heen praten, omdat ze niet goed naar elkaar luisteren of elkaar niet begrijpen. Als je bij een zieke op bezoek gaat en er is nog een andere gast aanwezig, dan kun je vaak observeren hoe die persoon in plaats van naar de zieke te luisteren en in te gaan op zijn of haar vragen, begint over zichzelf te spreken. Over zijn of haar eigen ziektes en hoe erg het wel niet allemaal was, wat die persoon is overkomen en heeft meegemaakt.
Zo iemand gaat voor een groot deel voorbij aan de zieke. Is gedeeld leed of nog erger leed van een ander werkelijk een troost voor een zieke? Of is een zieke meer geholpen wanneer deze zijn eigen verhaal kan vertellen met zijn zorgen, zijn pijnen en zijn moeilijkheden met de situatie, waarin deze zich bevindt? Ga je naar een zieke voor die zieke of voor jezelf? Maak je een zieke niet monddood door het alleen maar over jezelf te hebben? Het zijn zeker vragen waar we ook zelf eens bij mogen stilstaan, wanneer we een zieke bezoeken.
Een andere situatie die wij ook zelf wel herkennen, is wanneer iemand je vraagt: “Hoe gaat het met je?” en nog voordat je antwoord kunt geven, vult die persoon het al in en zegt: “Goed zeker!” en begint dan meteen met iets anders over hemzelf. Het gebeurt ook wel, dat wanneer je er serieus een antwoord op wilt geven, je onderbroken wordt met totaal iets anders, waardoor blijkt dat die vraag naar jouw welbevinden slechts een opening is van die ander om zelf iets te kunnen zeggen of vragen.
Vandaag horen wij in het evangelie hoe Jezus zich terugtrekt van de menigte, zodat Hij alleen kan zijn met zijn leerlingen. Hij heeft daar een reden voor, want Hij wil hen iets heel belangrijks duidelijk maken. Je zou het kunnen samenvatten met de vraag: “Hoe leeft Jezus bij zijn leerlingen?” en naar ons toe: “Hoe leeft Jezus bij ons?” Concreet horen wij de tweede lijdensvoorspelling die Jezus aan zijn leerlingen voorhoudt: “De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen en ze zullen Hem doden.” De reactie van de leerlingen hierop is verbijsterend. Na hun eerste schrik, blijkt namelijk dat ze het helemaal niet over die lijdensvoorspelling of over Jezus hebben gehad, maar over wie van hen de grootste is. Ze hebben er zelfs ruzie over gemaakt. Wie van hen zal de groep gaan leiden, als Jezus er niet meer is? Dat is hun eerste vraag in plaats van de vraag om de zorg over wat er met Jezus staat te gebeuren.
Interessant is om te zien hoe Jezus daarop reageert. Hij brengt hen terug bij de les en plaatst een kind in hun midden. “Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen moeten wezen en de dienaar van allen.” De dienstbaarheid naar de ander toe is de maatstaf die Jezus zijn leerlingen voorhoudt. Die dienstbaarheid uit zich in echte aandacht voor de ander, door jezelf niet op de voorgrond te plaatsen, maar de ander. Bijvoorbeeld door naar die ander te luisteren; door in te gaan op wat die ander zegt; door mee te leven met de moeilijkheden van de ander; door niet meteen vergelijkbare of ergere situaties van jezelf naar voren te brengen, maar door die ander te laten uitspreken; door daadwerkelijke hulp te bieden, ook al heb je even geen tijd of zin om dit te doen.
In zo’n situaties leeft Jezus in ons en brengen wij Hem tot leven bij de ander. Als we aan de ander voorbij leven, wordt de Mensenzoon opnieuw overgeleverd. Mogen ook wij dienstbaar en aandachtig leven, dan nemen wij niet alleen die ander op, maar ook Jezus zelf!
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie
Illustratie: Wim Johannesma