Zondag 11 december 2022 – 3e Zondag van de Advent | Zondag Gaudete
1e lezing: Jer.35,1-6a.10
2e lezing: Jak.5,7-10
Evangelie: Mt.11,2-11
Is hij 't of is hij 't niet?
Op deze derde zondag van de advent staat Johannes de Doper centraal, de ‘laatste der profeten’ die de komst van de Messias niet alleen aankondigde, maar Hem ook herkende en aanwees toen Hij eenmaal was gekomen (prefatie). Dat laatste was gemakkelijker gezegd dan gedaan: de Messias, Gods Zoon als zodanig onder de mensen herkennen en aanwijzen. Toen Jezus zich onder de kandidaten voor het doopsel van Johannes voegde, had Johannes al zoiets van: is dit nu de Komende of hebben wij een ander te verwachten? Ik heb toch uw doopsel nodig en Gij komt tot mij? (Mt.3,14). En zoals Jezus hem toen al antwoordde met de woorden: “Laat nu maar, want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen” (Mt.3,15), zo doet Hij dat ook nu: “Gaat aan Johannes zeggen wat Gij hoort en ziet: blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd.” Dat laatste is een citaat uit Jesaja, de profeet die deze dingen aan de komende Messias toedichtte. Alsof Jezus wilde zeggen: wat de profeet toen voorspelde, dat gebeurt hier en nu, door Mij en met Mij en in Mij. Maar je moet het natuurlijk wel willen zien. En ook: gelukkig hij die aan Mij geen aanstoot neemt. God is en blijft altijd anders dan wij denken. Daarom ook dat het voor Johannes niet altijd even gemakkelijk was in Jezus de komende Messias te herkennen.
En zo ook vandaag: zittend in de gevangenis hoorde Johannes over de werken van de Christus. Wat hoorde hij dan, wat deed hem twijfelen? Hij hoorde hoe Jezus als leraar optrad, de Blijde Boodschap van het Rijk Gods verkondigde en alle ziekten en kwalen onder het volk genas (Mt.2,23-25; vgl.9,35-38). Het feit dat Jezus veel bezetenen van hun boze geesten bevrijdde en alle zieken genas deed menigeen toen al denken aan wat de profeet Jesaja had gezegd: “Hij heeft onze zwakheden weggenomen en onze ziekten heeft Hij gedragen” (Mt. 8,17; Jes.53,4). Maar er waren er ook al die er niet gerust op waren dat Jezus met zijn optreden de gevestigde orde verstoorde. Toen Jezus twee bezetenen in het land der Gadarenen van hun duivels bevrijdde en hen bezit liet nemen van een kudde zwijnen, verzochten de bewoners van die streek Hem hun streek te verlaten (Mt.8,28-34). En toen Jezus een aan bed gekluisterde lamme zijn zonden vergaf, morden enkele Schriftgeleerden daarover en zeiden: “Die man spreekt Godslasterlijk” (Mt.9,3). En toen Jezus na de roeping van Levi de tollenaar met vele tollenaars en zondaars aan tafel ging, waren het de Farizeeën die daar aanstoot aan namen (Mt.9,11). En zo werd Jezus langzaam maar zeker een teken van tegenspraak: terwijl mensen van de ene kant vol verbazing uitriepen: “Nog nooit heeft men in Israël zó iets gezien”, waren er anderen die zeiden: de vorst der duivels stelt Hem in staat de duivels uit te drijven” (Mt.,9,33-34). Een teken van tegenspraak, een steen des aanstoots. Hij was daar ook zelf heel duidelijk over: denk niet dat Ik vrede ben komen brengen, maar tweedracht (Mt.10,34-36).
Geen wonder dat Johannes zich afvroeg of Hij wel de goede voorhad, of Jezus wel de door God gezonden Messias was. Maar (ook) Johannes moest het doen met de tekens die God zelf gaf: “Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd.” En ook al was het voor Johannes niet gemakkelijk Jezus als de komende Messias te herkennen, door zijn openheid voor de tekenen volbracht hij zijn taak de komende Messias aan te wijzen en bezegelde hij zijn getuigenis door uiteindelijk ook voor Hem zijn leven te geven. Zo is hij ook zelf een teken geworden, voor ons mensen van de 21e eeuw, die dankzij zijn getuigenis zeker mogen zijn dat Jezus de komende is; we hebben geen ander te verwachten.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie