Zondag 14 april 2024 – 3e Zondag van Pasen
1e lezing: Hand.3,13-15.17-19
2e lezing: 1 Joh.2,1-5a
Evangelie: Lc.24,35-48
Een nieuw leven
De apostelen waren diep geschokt door de dood van Jezus. Zijn kruisdood betekende een nachtmerrie voor hen. Ze hadden tijdens hun trektocht met Hem door het Joodse land zoveel mooie dingen van Hem gehoord en gezien. En zij hadden daarbij de indruk opgedaan: deze Rabbi Jezus zal een nieuw begin maken met het Koninkrijk van Israël. Maar met zijn brute dood aan het kruis kwam aan deze verwachting abrupt een afschuwelijk einde.
Hun avontuur met Hem was op een wrede manier geëindigd. Zij waren totaal ontgoocheld en zaten nu in het pikdonkere. Alles leek hun zinloos. De dood van Jezus was één groot echec. Toen Jezus op paaszondag aan hen verscheen, raakten de apostelen van streek. Logisch want zij verwachtten niks meer van Jezus. Zijn dood betekende dat het over en uit was met Hem. Zij konden daarom in eerste instantie niet geloven wat zij daar, in de zaal van het laatste avondmaal, meemaakten. Dat Jezus echt in hun midden kwam.
De verbazing en twijfel van de apostelen is begrijpelijk, is heel menselijk. Wij kunnen ons dat levendig voorstellen. Hun twijfel is ook onze twijfel. Ook wij vragen ons af: is het echt zo dat Jezus na zijn brute kruisdood aan de apostelen verscheen? Heeft God Jezus uit de dood weggehaald en tot een nieuw leven gebracht? Dit is de kernvraag van ons geloof. Op deze vraag komt het aan. Wij zouden kunnen menen: de apostelen hebben hun fantasie op hol laten slaan. Zij hebben de verschijning van Jezus zelf verzonnen.
Maar konden zij dit wel verzinnen? Want in hun denken stond toch vast dat de dood van een mens een echt einde is. Niemand komt vanuit de schimmenwereld terug naar deze aardse wereld. Bovendien: de apostelen waren nuchtere mensen. Voor het grootste deel waren het vissers. En die moesten hun kost verdienen met hard werken. Aan hen waren praatjes en rare ideeën niet besteed.
Nee, het evangelie laat juist zien dat de apostelen helemaal niet bedacht waren op het verschijnen van Jezus. Zij werden er totaal door verrast. Bovendien moest Jezus hen helpen om niet in twijfel te vervallen. Hij liet duidelijk zien dat Hij geen geest of fantasiefiguur was, maar een persoon van vlees en bloed, zodat de apostelen er niet meer omheen konden. Zij werden getuigen van het feit dat Jezus is opgestaan uit de dood. Vanaf Pasen getuigden de apostelen van dit wonderbare feit: Jezus is opgestaan uit de dood. Hij leeft.
Dit feit willen ook wij binnenhalen in ons geloofsleven. Het is de basis van heel ons christelijk geloof. Wij mogen dit doen, omdat de apostelen hiervan getuigen. Later zijn de apostelen voor deze boodschap gestorven. Zij zijn martelaar geworden, dat wil zeggen: zij zijn getuigen van Christus’ verrijzenis door zelf voor dit getuigenis de dood in te gaan.
Van de apostelen leren wij dus dat de verrijzenis van Jezus een feit is. En dit feit nemen wij op in ons geloofsleven. Wij mogen dus met de apostelen leren inzien dat het kruis niet het laatste is wat Jezus is overkomen. Maar dat God Jezus uit de dood heeft weggehaald en heeft opgewekt tot een nieuw leven. Het leven van Jezus speelt zich voortaan in de hemel af. Maar tegelijkertijd is Jezus ons ook op aarde zeer nabij. Daarom zingen wij ons alleluia: God zij lof.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie