Social Media

Zondag 19 maart 2023 – 4e Zondag van de Veertigdagentijd | Zondag Laetare

Geplaatst op: 15-03-2023

1 lezing: 1Sam.16,1b.6-7.10-13a 
2e lezing: Ef.5,8-14  
Evangelie: Joh.9,1-41 of 1.6-9.13-17.34-38  

 

Open je ogen voor Jezus

Over bepaalde onderwerpen wordt veel gepraat. Zo praten mensen bijvoorbeeld veel over het weer. Met name als we niet zo goed weten waar we het over moeten hebben wordt dit onderwerp graag aangesneden. Ook over ziektes praten we veel. Want ofschoon de medische wetenschap vele ziekten bedwongen heeft, denken we maar eens aan tbc, zijn er toch ook weer vele andere ziektes voor teruggekomen waar je vroeger niet veel over hoorde, hart- en vaatziektes bijvoorbeeld. En natuurlijk, voor sommige ziektes lijkt de oorzaak ook wel aan te wijzen. Maar zo eenvoudig ligt het niet altijd. Soms is het veel moeilijker om de oorzaak van een ziekte aan te wijzen en lijken ze zomaar toevallig bij iemand te ontstaan. Denken we maar eens aan de verschillende vormen van kanker die er tegenwoordig zijn of aan de ziekte aids. En natuurlijk probeert men dan andere oorzaken te zoeken. Zo beweerden sommige mensen dat aids een straf zou zijn van God. 

Ziekte als een straf van God, iets dergelijks vinden we vandaag in het evangelie. We hoorden daar namelijk zojuist over de ontmoeting van Jezus met een blinde. De leerlingen vragen zich af wie daar nou schuld aan is. Heeft die blinde misschien gezondigd en wordt hij zo voor zijn fouten gestraft, of zijn z’n ouders misschien slechte mensen en heeft hij het aan hen te danken? Jezus lijkt van deze stelling niet zoveel te moeten hebben. Hij zegt niet eens: dat is niet zo gemakkelijk te zeggen, je moet voorzichtig zijn deze ziekte als een straf te zien, misschien wel, misschien niet. Nee, Jezus zegt het ronduit: “Noch hij, noch zijn ouders hebben gezondigd.” Betekent dit dat zij zondeloos zijn, nooit iets verkeerds hebben gedaan? Dus ook Gods barmhartigheid niet nodig hebben, niet afhankelijk zijn? Nee, dat bedoelt Jezus niet. Hij zegt dan ook: “De werken Gods moeten in hem openbaar worden.” Hij heeft dus toch Gods hulp nodig. 

Het gaat hier niet zomaar om een genezing. Nee, de genezing wil iets laten zien, wil openbaren wie Jezus is. Dat Hij Gods Zoon is die ons wil verlossen van zonde en dood. Maar dat willen de Schriftgeleerden en Farizeeën niet zien. Zij staren zich dood op het feit dat Jezus heeft genezen op de sabbat en zijn zo eigenlijk ziende blind. Zij zien niet wie Jezus is, wie Hij wil zijn in hun leven. Bovendien: zij doen het toch goed, hebben Hem ook niet nodig. Ze kijken minachtend op de blindgeborene neer: “In zonden ben je geboren, zo groot als je bent en jij wilt ons de les lezen?” Wij die het wel goed doen!

Voor de blinde is dat anders. Hij weet dat Hij Jezus nodig heeft. Menselijk gezien telt hij namelijk al lang niet meer mee, heeft hij nooit meegeteld. Erger nog, men zag zijn blindheid zelfs als een straf. De blinde heeft niets en niemand meer. Hij kan zich nergens op doodstaren. Voor de Farizeeën is dat anders. Zij betekenen iets. Zij hebben de wet, zij staan in aanzien, hebben het voor het zeggen. Zij betekenen iets in de Joodse wereld. En Jezus, Hij past daar niet in omdat Hij zich boven die wet plaatst, omdat Hij geloof vraagt in zichzelf. Zij zien niets in Jezus, maar willen het ook niet zien.

Maar dat geldt niet alleen voor de Farizeeën toen. Ook wij menen soms zo gemakkelijk dat we Jezus niet nodig hebben. Ook wij kunnen ons doodstaren op ons eigen kunnen. We zijn druk met van alles bezig, we voelen ons er fijn bij, missen misschien niet eens wat! Ja, waar hebben we Hem dan nog voor nodig? Ook wij zijn soms ziende blind. De blinde had dat probleem niet, telde niet meer mee, mistte van alles, voelde zich afhankelijk, hij voelde hoezeer Hij Jezus nodig had. En Jezus, wat vraagt Hij van hem? Hij vraagt geloof. “Gelooft ge in de Mensenzoon?” vraagt Jezus aan de blinde. En blijkbaar is Jezus niet zo direct te herkennen, want de blinde antwoordt Hem: “Wie is dat Heer? Dan zal ik in Hem geloven.” En dan zegt Jezus tot Hem: “Gij ziet Hem, het is Degene die met u spreekt.” En de blinde komt tot geloof: “Ik geloof Heer.” De ziekte heeft de blinde op een niveau gebracht waarop hij Jezus kan zien. Dat wil zeggen dat hij tot het inzicht komt dat we Hem nodig hebben. Maar dan positief, op Hem mogen rekenen.

Ziektes, een straf van God? Jezus schijnt er niet zoveel van te willen weten. Maar wel heeft de ziekte de blinde gebracht tot geloof in Jezus. Zoals ook nu soms mensen door hun ziekte of een andere teleurstelling in hun leven Christus als het diepere fundament in hun leven gaan ontdekken. Laat dat voor ons niet nodig zijn. Laten we ons niet zo doodstaren op de dingen van dit leven, ja laten we niet zo zelfgenoegzaam leven, dat we menen Christus niet nodig te hebben, dat we blind worden voor zijn aanwezigheid in ons bestaan. Dat heeft Jezus met de genezing van deze blinde willen bewerken. Dat met het letterlijk opengaan van de ogen van deze blinde onze ogen zouden opengaan voor wie Hij wil zijn voor ieder van ons. Moge deze Veertigdagentijd, waarin we nu halverwege zijn, ons helpen onze afhankelijkheid van God te erkennen. Laten we ons bewust blijven dat we allen, gezond of ziek, God nodig hebben in ons leven. 

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie
Illustratie: Tekening frater Leo Disch voor het boekje 'Getuigen van de Verrijzenis' van Mgr. Harrie Smeets.