Social Media

Zondag 22 maart 2020 – 4e Zondag van de Veertigdagentijd – Zondag Laetare

Geplaatst op: 19-03-2020

1e lezing:  1 Sam.16,1b.6‑7.10‑13a
2e lezing:  Ef.5,8‑14
Evangelie:  Joh.9,1‑41 of:1.6‑9.13‑17.34‑38

 

Ziende blind zijn

Kent u de uitdrukking: ziende blind zijn? Het betekent: zeer onbevattelijk zijn. Dat wil zeggen dat bij hem of haar het lampje maar niet gaat branden. Hij of zij schakelt niet. Ziende blind zijn, thema van deze zondag. De leerlingen zien een man, die vanaf zijn geboorte blind is en onmiddellijk komt bij hen de vraag naar boven: “Wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blindgeboren werd.” Alsof je een handicap zo maar kunt koppelen aan zondigheid. En iets verderop maken de Farizeeën en Schriftgeleerden dezelfde fout wanneer zij tot de blindgeborene zeggen: “In zonden ben je geboren, zo groot als je bent.” En Jezus zelf krijgt ook een beurt: “Wij weten dat die man, die Jezus heet een zondaar is.”

Ziende blind zijn, omdat je te snel oordeelt. Omdat je in jouw oordeel teveel alleen op jezelf vertrouwt. Je zit er naast, omdat je ziende blind bent. In dit kader getuigt de blinde zelf van een verstandige houding. Hij reageert op de beschuldigingen naar Jezus toe met het antwoord: “Of Hij een zondaar is, weet ik niet.” De leerlingen hebben geluk. Zij spreken hun vooroordeel naar Jezus toe uit. Dit mag misschien al een recept zijn voor ons om vandaag mee naar huis te nemen: breng je gedachten over andere mensen allereerst bij de Heer. Jezus hoort de leerlingen rustig aan, maar brengt tegelijkertijd inzicht waar misverstand heerst: “Noch hij, noch zijn ouders hebben gezondigd, maar de werken Gods moeten in hem openbaar worden.”

“De werken Gods moeten in de blinde openbaar worden.” Hier ligt misschien de kern van heel het gebeuren van vandaag. Wat betekenen deze woorden: de werken Gods moeten in deze blinde zichtbaar worden? Wij mogen ons namelijk vandaag rustig eens afvragen wat erger is: lichamelijk blind zijn of ziende blind. Menselijk gesproken, hebben wij allemaal het eerst medelijden met iemand die lichamelijk blind is. Blind zijn, brengt namelijk veel ongemakken met zich mee. Je bent meer afhankelijk van anderen. Blind zijn, kan een echt handicap zijn. Iemand die ziende blind is, lijkt minder afhankelijk. Toch is dit ook een handicap en niet zelden storend voor de omgeving. Mensen die ziende blind zijn, kunnen heel onhebbelijk zijn. En dan wordt dat niet voor niets als volgt hard uitgedrukt: die heeft een plank voor de kop.

“Noch hij, noch zijn ouders hebben gezondigd, maar de werken Gods moeten in hem openbaar worden.” Wat betekenen nu die woorden? Op het eerste gezicht lijkt het antwoord: de genezing van deze blindgeborene is een teken van Jezus’ goddelijke kracht. En op deze manier zijn er veel wonderverhalen in het evangelie. Hier is echter meer aan de hand, anders was dit verhaal zeker veel korter geweest. En dan had de evangelist zich zeker niet de moeite genomen om de frustraties van de Farizeeën met zoveel kleur te schilderen.

De Farizeeën weten waarover Jezus spreekt, zij zitten op dat punt met Jezus op dezelfde golflengte. Toch zeggen zij verontwaardigd tot Hem: “Zijn ook wij soms blind?” Uiteindelijk gaat het vandaag over mensen die, wat God betreft, menen te zien maar toch blind zijn. Jezus zegt: “Tot een oordeel ben ik in de wereld gekomen opdat de niet-zienden zouden zien en de zienden blind worden.”

Uit de reactie op de vraag van de Farizeeën (“zijn wij soms ook blind”) zien wij wat Jezus bedoelt. “Als gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben, maar nu gij zegt: wij zien, blijft uw zonde.” In feite gaat er in dit verhaal maar EEN ziende naar huis: de blindgeborene.

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de de dagelijkse liturgie