Zondag 29 maart 2020 – 5e Zondag van de Veertigdagentijd
1e lezing: Ez.37,12 ‑ 14
2e lezing: Rom.8,8 ‑ 11
Evangelie: Joh.11,1 ‑ 45 of: 11,3 ‑ 7.17.20 ‑ 27.33b ‑ 45
De kracht van het geloof
Vandaag wordt in de Kerk het verhaal van de opwekking van Lazarus gelezen. Voor velen van onze tijd een moeilijk verhaal. De pretentie dat een mens van vlees en bloed macht heeft over de dood lijkt ons absurd. Toch geeft juist dit verhaal iets prijs over het wezen van het kerk-zijn dat velen vandaag de dag ontgaat.
Jezus wekt Lazarus op uit de dood. Hij doet dat niet zozeer om de nabestaanden ter wille te zijn. Het is niet allereerst een liefdedienst die Hij hier wil verrichten. Dat merken wij ook aan het verloop van het verhaal. Wie blijft nog twee dagen weg wanneer een innige vriend op sterven ligt en men door de familie naar het ziekbed geroepen wordt? Jezus zegt het ook zelf heel uitdrukkelijk: “Lazarus is gestorven, en omwille van u verheug Ik Mij dat Ik er niet was, opdat gij moogt geloven.”
Jezus komt hier niet alleen of allereerst vanwege een gevoel van medemenselijkheid. Hij komt niet om ons te tonen hoe je als mens met momenten van verdriet moet omgaan. Jezus maakt hier tastbaar, dat de Kerk allereerst iets is van Godswege. De kracht van de Kerk vindt zijn oorsprong in de kracht die Jezus hier toont. In de opwekking van Lazarus toont Jezus ons dus de fundamentele kracht die werkzaam is in de Kerk. Het gaat om een christelijk opstaan uit het kwaad. En vervolgens vertelt ons Johannes op eenvoudige maar indringende wijze, hoe Jezus Lazarus doet opstaan uit de dood. Jezus toont hier zijn Macht over zonde en dood.
De opwekking van Lazarus is als het ware het voorspel op zijn eigen verrijzenis. Waarop bouwt de Kerk nu reeds tweeduizend jaar? Niet zozeer op de inspanningen van mensen maar op de verrijzenis van haar Stichter: Jezus. In Christus heeft God de wereld met zich verzoend. In Christus’ verrijzenis heeft God zonde en dood overwonnen. In feite mogen wij zeggen: in Christus mogen wij een nieuwe schepping zijn. Wij zijn niet langer afhankelijk van onze goede voornemens, nog minder van ons falen. Want, zegt ons de apostel: wij zijn door ons Doopsel niet alleen met Christus begraven; uit de kracht van datzelfde Doopsel mogen wij opstaan tot een nieuw leven. Zonde en dood hebben in ons leven niet langer het laatste woord. In Christus kunnen wij nu reeds opstaan tot een nieuw leven. Ik leef niet meer, Christus leeft in mij. Twijfelen aan de kracht van de Kerk betekent dus twijfelen aan Christus zelf. Zo zegt Hij het ook aan Marta: “Zei ik u niet, dat als gij gelooft gij Gods heerlijkheid zult zien?”
Moge het vertrouwen in Christus’ macht over zonde en dood ons doen opstaan tot een nieuw leven. Dan zullen wij als ledematen van de ene Kerk een teken van vreugde zijn. Een vertrouwvolle geloofsgemeenschap, die zich niet zozeer beroept op eigen kunnen maar kracht put uit Christus’ verrijzenis.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de de dagelijkse liturgie
Illustratie: De opwekking van Lazarus door Vincent van Gogh (Saint-Rémy-de-Provence, mei 1890)