Zondag 19 februari 2023 – 7e Zondag door het jaar
1elezing: Lev.19,1 2.17-18
2e lezing: 1 Kor.3,16-23
Evangelie: Mt.5,38-48
Een dwaze God
Jezus’ woorden van vandaag liegen er niet om: “Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat Gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel.” Dat is veel gevraagd, voor heel wat mensen te veel gevraagd; niet zomaar te veel gevraagd, maar ook en vooral te veel van het goede. Je kunt wel goed zijn, maar ‘al te goed is buurmans gek’.
Als je té goed bent, wordt er al gauw misbruik van je gemaakt en gaan mensen over je heen lopen. Dat is dan ook wat er met Jezus gebeurde: ze liepen over Hem heen, vielen over Hem heen, legden Hem zelfs letterlijk het zwijgen op. Maar hangend aan het kruis waarop ze Hem vastspijkerden, bad hij voor zijn vervolgers. Aan het kruis gaf Hij alles wat Hij had: niet alleen het bovenkleed, maar ook het onderkleed. Toen ze Hem op de wang sloegen, keerde Hij hen ook de andere toe. Dan ben je toch echt gek, als je zo met je laat sollen.
En toch: zo is God, zo heeft Hij zich in Jezus onder ons getoond: als een God, gek van liefde voor ons mensen, zijn schepselen; een God die bereid was voor ons mensen en omwille van ons heil tot het uiterste te gaan, door zijn leven voor ons te geven tot zijn laatste druppel bloed toe. Wat had Hij nog meer voor ons kunnen doen, dat Hij niet gedaan heeft om ons te overtuigen van zijn onvoorwaardelijke liefde voor ons mensen (vgl. Improperia Goede Vrijdag)?
Inderdaad: een dwaze God. Een God die de wijsheid van deze wereld belachelijk maakt. Een God die de wijzen van deze wereld in hun eigen sluwheid vangt (vgl. tweede lezing) door zijn leven voor ons, zijn schepselen, te geven door zijn leven met ons, zijn schepselen, te delen. En wij ondertussen maar denken dat Hij niet om ons geeft, dat Hij niet voor ons zorgt, ja zelfs dat Hij niet bestaat…
Zeker: zijn liefde voor ons ontslaat ons niet van onze eigen verantwoordelijkheid om ons niet alleen voor die liefde te openen, maar ook en vooral om die liefde ook zelf aan de dag te leggen. Het gaat er tenslotte om Hem in die liefde na te volgen: “Weest volmaakt, zoals uw vader in de hemel volmaakt is”, opdat wij ons kinderen zouden tonen van de Vader die in de hemel is. Hij die toch maar de zon laat opgaan over slechten en goeden en het toch maar laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
“Leven en laten leven”, zouden wij zeggen. En dat is ook wat God doet. Maar doen wij het zelf wel? Misgunnen we niet eerder anderen wat we liever onszelf gunnen? Geloven in de liefde betekent geloven in het goede waar de liefde voor staat, het goede dat we anderen zouden moeten gunnen, desnoods ten koste van onszelf. Zo stond Jezus in het leven. Niet alleen toen Hij al weldoende rondtrok en de Blijde Boodschap van vrede verkondigde (Hand.10,36.38), maar ook en vooral toen Hij zijn vrijwillig lijden en kruis op zich nam, wetend dat zijn uur was gekomen om uit deze wereld over te gaan naar de Vader en de zijnen een bewijs wilde geven van zijn liefde tot het uiterste toe (Joh.13,1).
Doordat God in en door Jezus zijn leven voor ons en aan ons heeft geven, zijn we in en door ons Doopsel een nieuwe schepping geworden; zijn wij Gods tempel geworden en woont Gods Geest in ons. Als Gods geliefde kinderen zoeken wij ons heil niet langer bij mensen of bij deze wereld, maar bij Christus, want wie van Christus is, is van God. Dankzij Christus zijn wij Gods tempel geworden, een tempel die zo heilig is dat God ieder die deze tempel te gronde wil richten, door God zelf te gronde gericht zal worden (tweede lezing). God zelf beschouwt ons als zijn heilige en geliefde uitverkorenen en we mogen ons dan ook bij Hem veilig en geborgen weten, wat er ook gebeurt, wat ons ook overkomt.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie