Social Media

Bisschoppelijk Museum viert 75-jarig jubileum

Geplaatst op: 14-06-2024

In de loop van de eeuwen is er heel wat mooie religieuze kunst in Limburgse kerken verzameld. Het is de taak van het bisdom om op te letten of daar zorgvuldig mee wordt omgegaan. Om dat te kunnen doen, werd het Bisschoppelijk Museum Roermond opgericht. Vrijdag 28 juni wordt het 75-jarig bestaan gevierd met een symposium en met de terugkeer van zes bijzondere schilderijen.

Heel officieel bestaat de ‘Stichting Bisschoppelijk Museum van het Bisdom Roermond’ over twee jaar pas 75 jaar. “Maar dit jaar is het precies 75 jaar geleden dat het eerste kunstwerk in het register van het museum werd ingeschreven,” vertelt Martin Frankort, de huidige voorzitter van de stichting. “Aan de formele oprichting ging namelijk een lange voorbereidingsperiode vooraf.”

LGOG
Het eerste overleg over een goed beheer van de kerkelijke kunst in Limburg dateert namelijk al van bijna 40 jaar daarvóór. Het Provinciaal Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (het huidige LGOG) wees toenmalig bisschop Drehmanns erop dat parochies uit geldgebrek regelmatig kerkelijke kunst verkochten. Het genootschap was bang dat belangrijke kunstvoorwerpen zouden verdwijnen en bood aan om overtollige kunst uit kerken in bruikleen te nemen en het zo veilig te stellen voor een eventueel op te richten bisschoppelijk museum. In het gebouw van het LGOG werden in 1917 zelfs al enkele zalen ingericht om de kunst te exposeren.

Maar het zou tot 1945 duren, voordat de oprichting van een eigen museum voor het bisdom weer ter sprake kwam. Frankort: “Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren veel kerken beschadigd of zelfs volledig verwoest en na de bevrijding gaf bisschop Lemmens opdracht om te inventariseren hoe het met de kunstschatten gesteld was.” Die inventarisatie werd uitgevoerd door conservator/directeur Zef Timmers van het oudheidkundig museum van het LGOG, dat later zou uitgroeien tot het huidige Bonnefantenmuseum. “Die inventarisatie van Timmers was het begin van een eigen collectie religieuze kunst van het bisdom,” legt Frankort uit. “Aanvankelijk met het idee om er een echt museum van te maken. Maar de samenwerking met het Bonnefanten beviel zo goed dat de kunstwerken daar altijd gebleven zijn. En dat is nog zo. De Stichting Bisschoppelijk Museum heeft haar collectie, waarvan veel stukken eigendom zijn van parochies, in bruikleen ondergebracht bij het Bonnefantenmuseum.”

Bonnefantenmuseum
De belangrijkste voorwerpen – vooral middeleeuwse beelden en veel zilverwerk – behoren tot de vaste expositie van het Bonnefantenmuseum. “Ooit bestond onze collectie uit meer dan 700 voorwerpen,” vertelt Frankort. “Maar die konden we niet allemaal op zaal laten zien. Veel daarvan zat in depot. De afgelopen jaren zijn we druk bezig geweest om de kunstvoorwerpen die vooral lokaal van belang zijn terug te geven aan de betreffende parochies, met een uitgebreid advies hoe ze er het beste voor kunnen zorgen.”

In het museum staan de echte topstukken, zoals vijfhonderd jaar oude beelden van kunstenaars als Jan van Steffeswert en de Meester van Elsloo. De kunstwerken ziet Frankort het liefst op hun oorspronkelijke plaats: “Religieuze kunst is gemaakt om de beleving van het geloof door bidden, leren en vieren te ondersteunen. Het zijn gebruiksvoorwerpen en devotieobjecten, die het beste tot hun recht komen op de plek waar ze thuishoren: in de kerk. Daarom willen we ze daar ook het liefst zo lang mogelijk laten staan, want als je ze naar het museum brengt krijgen ze een andere status.”

Inventarisatie
De belangrijkste taak van het Bisschoppelijk Museum is in 75 jaar niet gewijzigd: zorgdragen dat de meeste kostbare kunstvoorwerpen niet verloren gaan. In de meeste gevallen gaat het dan om oude tot zeer oude beelden en liturgisch zilverwerk. Nieuwe religieuze kunst wordt nog wel gemaakt – denk maar aan recent onthulde gebrandschilderde ramen in de kathedraal in Roermond – maar in een tijd van kerksluitingen is er minder vraag naar. “In landen als Duitsland is dat anders,” weet Frankort. “Daar bestaan nog steeds ateliers en architecten die gespecialiseerd zijn in kerkelijke kunst.”

Hoewel er regelmatig kerken gesloten worden, betekent dit niet dat het Bisschoppelijk Museum overspoeld wordt met nieuwe kunst. “Meestal lukt het om daar in de kerk waarmee een parochie samengevoegd wordt een nieuwe plek voor de te vinden. Maar in de toekomst zullen we zeker een discussie moeten voeren over wat er wel of niet bewaard kan blijven. Niet alles is even belangrijk.”

Vooruitlopend op dat gesprek is afgelopen jaren een uitvoerige inventarisatie uitgevoerd van al het roerend erfgoed in Limburgse kerken. “Alles is gedigitaliseerd, zodat we in ieder geval weten wat er is en waar het zich bevindt.” Tijdens het symposium dat ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan plaatsvindt, wordt het onderzoeksrapport ‘Gezegend met spullen’ gepresenteerd dat door de Stichting Restauratie Atelier Limburg is opgesteld en waarin aanbevelingen voor toekomstig beheer worden gedaan.

 

Apostelen en evangelisten terug naar bisdom

In het kader van het jubileum van het Bisschoppelijk Museum zijn zes schilderijen van de kunstenaar Zeger Jacob van Helmond uit 1724 gerestaureerd. De werken keren terug naar Roermond, waar ze oorspronkelijk ook vandaan kwamen. Het gaat om twee schilderijen van de apostelen Petrus en Paulus die een nieuwe plek in de kathedraal krijgen en vier portretten van de evangelisten, die naar het bisdomkantoor bij de Caroluskapel gaan. De schilderijen zijn precies 300 jaar geleden gemaakt in opdracht van bisschop Franciscus Sanguessa voor het toenmalige bisschoppelijk paleis, dat later rechtbank werd en nu een appartementencomplex is. Later hingen ze tot 1968 in de kruisgang bij de Caroluskapel en daarna verdwenen ze in het depot van het Bisschoppelijk Museum. De afgelopen jaren zijn de werken minutieus door stagiaires van het SRAL gerestaureerd. “Van Helmond was in zijn tijd een beroemdheid,” zegt voormalig conservator Peter te Poel. “Het bijzondere van deze schilderijen is dat ze speciaal voor Roermond gemaakt zijn en daar nu ook weer terugkeren.”