'Mensen ruimte geven om te doen waar ze goed in zijn’
Tekst: Matheu Bemelmans / Foto’s: Jon Peters
Mgr. Dr. Ron van den Hout is eind augustus begonnen aan zijn nieuwe taak als bisschop van Roermond. De komende maanden wil hij vooral gebruiken om Limburg te leren kennen. “Van sommige plaatsen weet ik nog niet eens waar ze liggen,” vertelt hij op de ochtend van zijn eerste echte werkdag in het bisschopshuis in Roermond. “Daarnaast wil ik natuurlijk het kerkelijk landschap leren kennen, maar ook hoe elke regio er economisch en sociaal-maatschappelijk voorstaat.”
Twee dagen vóór z’n officiële installatie op zaterdag 24 augustus verruilde Mgr. Van den Hout het bisschopshuis in Groningen voor dat van Roermond. De verhuisdozen zijn inmiddels uitgepakt, maar nog niet alles staat op de juiste plek. Hij moet ook nog een beetje ontdekken hoe het werkt met interne en externe telefoonlijnen, maar verder oogt de bisschop al redelijk gesetteld. “De eerste dagen heb ik veel nieuwe indrukken opgedaan en ’s avonds was ik meer voldaan dan moe. Maar als ik dan een uur of twee rustig wat gelezen heb, ben ik wel weer uitgerust.”
De dag van de installatie was een volle dag voor de nieuwe bisschop, met ’s ochtends de pontificale mis met inbezitneming van de zetel in de kathedraal en aansluitend een urenlange receptie. Toch vond hij gelegenheid om zijn familie ’s avonds nog even in het bisschopshuis rond te leiden. “Zij hebben mij al die jaren gevolgd en de huizen waar ik woon steeds groter zien worden,” grapt Mgr. Van den Hout.
Hoe heeft u de dag van de installatie ervaren?
“Enerzijds ben je het middelpunt van de dag, maar anderzijds merk je ook dat het echte middelpunt ergens anders ligt en dat je maar een deel van het geheel bent. Christus is uiteraard het echte middelpunt. Daarom heb ik het allemaal maar een beetje over me heen laten komen. Gelukkig was de logistiek van de dag geregeld, dus daar hoefde ik me niet mee te bemoeien.”
De dag na uw installatie liep u meteen mee in de Rosaprocessie in Sittard. Dat is een van de grotere jaarlijkse processies in Limburg. Hoe was dat?
“Daarmee viel ik wel een beetje met de neus in de boter. Het was heel druk en het was een mooie route: de stad uit en de heuvel op. Het viel me ook op dat er een heel devote sfeer hing. Ik zag langs de kant mensen knielen of een kruisteken maken. Dat betekent dat ze weten wat het inhoudt. Dat heb ik elders ook wel eens anders meegemaakt. Onderweg kwamen we langs de zusters van de Kollenberg en deken Rob Merkx nodigde mij heel slim uit om hen de zegen met het Allerheiligste Sacrament te geven. Dat zijn mooie pastorale dingen die je dan mag doen. Dat de ambassadeur van Peru er was en enkele verre familieleden van de Heilige Rosa gaf het geheel een extra cachet.”
De maandag erna is het echte werk begonnen. Weet u al waar u zich de komende maanden op wilt concentreren?
“Eerst moet ik natuurlijk intern de medewerkers van het bisdom leren kennen en daarna wil ik iets van een kennismakingsronde door het bisdom maken. Ik denk erover om het komende half jaar alle dertien dekenaten twee dagen achter elkaar te bezoeken: een dag om het kerkelijk leven te leren kennen en de tweede dag om het sociaal-maatschappelijke leven van die regio te ontdekken. Daarnaast zijn er natuurlijk allerlei vergaderingen en mensen die op bezoek willen komen. Een van de eerste interne onderwerpen die ik wil oppakken, is de huisvesting van het bisdom. Er waren al plannen gemaakt om naar één centrale locatie in Roermond te gaan en daar zal ik me in moeten verdiepen. Een ander belangrijk onderwerp in deze eerste weken is de vorming van de bisdomstaf.”
En wat de parochies betreft?
“Ik wil graag elke zondag in een andere parochiekerk of bij religieuzen de mis doen. Als er niet toevallig uitnodigingen liggen, dan laat ik het secretariaat wel contact leggen of ik langs mag komen. Dat hoeven niet allemaal grote pontificale vieringen te zijn, ik wil ook naar de kerken gaan waar het op zondag minder druk is. Dat is de beste manier om het hele bisdom te leren kennen. Ook geografisch, want van sommige plaatsen weet ik niet eens waar ze liggen. Maar ik wil dat natuurlijk wel graag ontdekken.”
In de preek tijdens uw installatieviering riep u op om ‘anders’ naar de Kerk te kijken. U gebruikte ook een paar keer de term ‘in beweging komen’. In welk opzicht moet er beweging komen?
“Dat is drievoudig bedoeld. De eerste beweging ligt heel dicht bij de oproep van Jezus zelf: ‘Bekeert u, want het Rijk Gods is nabij’. In beweging komen, is dan je naar Christus keren en Hem leren kennen zoals Hij in het evangelie tot ons spreekt. Dat is een fundamentele en persoonlijke oproep. Die kun je heel concreet maken door op zondag naar de kerk te gaan. Dus de zondag extra accent geven als dag van de christenen is de tweede manier om in beweging te komen. In de kerk kun je Christus ontmoeten en elkaar in de geloofsgemeenschap. Er ontwikkelt zich langzaam een nieuw concept om dat te combineren met catechese voor of na de mis en met onderlinge ontmoeting. Daar zijn mooie voorbeelden van in parochies. In de maatschappij heeft de zondag niet meer het accent van rustdag, maar wanneer wij dat als gelovigen wel zo beleven, kan de zondag een uitstraling hebben op de hele daaropvolgende week. Het is een belangrijk moment om inspiratie op te doen en elkaar op te zoeken. Dat laatste sluit meteen aan bij het derde element van beweging: de parochiestructuur. Parochies zijn gemeenschappen die elkaar moeten versterken. Dat betekent dat we naar grotere gemeenschappen toe moeten groeien en over grenzen heen moeten kijken en elkaar leren waarderen.”
Zijn we een beetje vastgeroest in geijkte patronen?
“Dat kan ik natuurlijk nog niet goed beoordelen, maar een bekend fenomeen is wel dat mensen zeggen: ‘We hebben dit altijd zo gedaan en dus blijven we het zo doen’. Dat is een houding die we moeten proberen los te laten. Alles maar blijven doen zoals het altijd geweest is, kan nieuwe ontwikkelingen blokkeren. We hoeven niet alles in stand te houden. Soms is het ook goed om ergens mee te stoppen en zo ruimte te scheppen voor iets nieuws. Als het vanuit geloof gebeurt, komt er vast iets goeds voor terug.”
Wat vindt u belangrijk dat er in parochies gebeurt?
“Dat het geloof ter sprake komt. In de liturgievieringen uiteraard, maar ook daarbuiten in catechese en ontmoetingen. Parochies zijn plaatsen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten in de context van het geloof. Het is een kort antwoord, maar het is voor mij wel de kern.”
U zei tijdens uw installatie: ‘In de kerk kun je op zondag geïnspireerd raken om te weten hoe je op maandag moet geloven’. Wat is de toverformule om mensen weer naar de kerk te krijgen?
“Er is uiteraard geen toverformule. Ik geloof er ook niet in dat we als Kerk heel gekke dingen moeten doen om maar mensen te trekken. Ik merk dat jongeren juist gevoelig zijn voor de mystieke kant van het geloof en voor eerbiedig vieren. We moeten vooral het hart aanspreken en niet alleen de ratio. Mystiek – ik heb er even geen ander woord voor – is daarbij heel belangrijk. Dáár ligt de kracht van de katholieke Kerk.”
U heeft eerder al eens laten vallen dat u gezinnen en jongeren belangrijk vindt. Waarom?
“Omdat zij de toekomstige generatie zijn die de Kerk gaan dragen. Gezinnen worden vaak gemist in de kerk. Op parochieavonden heb ik daar wel eens klachten over gehoord, maar met klachten kan ik niet veel. Het is belangrijker om in jongeren en gezinnen te investeren. Uiteraard kun je daar tegenin brengen: zijn ouderen dan niet belangrijk? Natuurlijk wel. Zij brengen wijsheid en ervaring mee. Paus Franciscus heeft een paar jaar geleden zelfs een speciale dag voor grootouders en ouderen in het leven geroepen om de brug tussen generaties te slaan.”
In uw vorige bisdom Groningen-Leeuwarden was u zelf ook nogal actief in het meedoen met jongeren.
“Daar werd van alles voor jongeren georganiseerd en ik probeerde er altijd bij te zijn. Dan deed ik ook graag met spelletjes en zo mee. Dat is spontaan zo gegroeid. Ik ben er ingerold. In mijn tijd als pastoor liet ik het jongerenwerk meestal aan de kapelaans over, maar in Groningen-Leeuwarden liep dat contact toevallig zo. Er was al van alles voor jongeren en ik ben mee gaan doen en heb nieuwe energie los weten te maken. Meedoen is de eerste vorm van vertrouwen geven. Maar ik heb het ook altijd belangrijk gevonden dat jongeren elkaar ontmoeten. De Kerk kan dat faciliteren. Dat is ook belangrijk.”
Het bisdom Roermond kent relatief veel buitenlandse priesters en buitenlandse priesterstudenten. Wat vindt u daarvan?
“Ik ben ervan overtuigd dat zij iets wakker kunnen roepen aan geloofszin, omdat ze niet belast zijn met de recente Nederlandse kerkgeschiedenis. Ze komen naar ons toe om hier het geloof uit te dragen en daarmee hebben ze een positieve invloed op het leven in parochies. Daarnaast is het natuurlijk wel jammer dat er maar weinig roepingen van eigen bodem zijn. De buitenlandse priesters leveren een heel belangrijke bijdrage, maar het is wel nodig dat er meer lokale roepingen komen. Maar dat is niet eenvoudig. Je kunt een roeping nu eenmaal niet uit de grond trekken.”
U bent landelijk bisschop-referent voor missiewerk. Blijft dat zo?
“Die landelijke referentschappen zijn niet afhankelijk van de plek waar je als bisschop werkt. Dus ik blijf verantwoordelijk voor het taakveld missie. Ik krijg hier wel met een nieuwe werkelijkheid te maken, omdat het bisdom Roermond een eigen Missiebureau heeft. Ik moet me er nog in verdiepen hoe dat precies werkt.”
Is inzet voor de missie nog belangrijk nu we zelf min of meer een missieland geworden zijn?
“Het hele concept van missie is veranderd. Het gaat er niet meer alleen om dat wij doneren voor projecten in andere landen, maar het gaat om inzet voor de Kerk wereldwijd. Die uitwisseling is heel belangrijk en wordt ook uitgedragen door het Vaticaan. Heel interessant is de vraag hoe missiewerk zich verhoudt tot de zogeheten nieuwe evangelisatie. Rome heeft deze twee beleidsterreinen nu in één dicasterie ondergebracht. Met de buitenlandse priesters in Nederland is die omgekeerde missie al begonnen. Dat is hun bijdrage aan de wereldkerk. In financiële zin gaat er misschien nog wel veel hulp van hier naar elders, maar vergis je niet in wat er inmiddels aan uitwisseling bestaat tussen landen die wij van oudsher als missielanden zien. Het is echt niet meer zo dat missionarissen alleen vanuit Europa uitgezonden worden. Er zijn heel wat missionarissen die vanuit Azië naar Afrika gaan en omgekeerd. En ook tussen Afrikaanse landen onderling is er veel sprake van missionaire contacten. Maar de opdracht blijft overal dezelfde: het geloof uitdragen.”
Volgend jaar is er een Heilig Jaar met als motto: ‘Pelgrims van hoop’. Het woord hoop staat ook in uw wapenspreuk Wat is hoop voor u?
“Hoop is niet per se hetzelfde als positief denken. Dat is wel belangrijk, maar raakt niet de kern. Hoop heeft alles met de Zaligsprekingen te maken en dus met perspectief bieden. Het is een opdracht om aan te werken en niet alleen om passief af te wachten en te zeggen: ooit zal het wel beter gaan. Hopen is een werkwoord. Het gaat ook niet alleen over onze tijd, maar het gaat over de grens van het leven heen. Hopen is verwachten dat God ons naar zich toetrekt.”
Hoe kunnen we als Kerk die hoop doorgeven?
“Het lijkt misschien in tegenspraak met wat ik net zei, maar door zelf positief te blijven. Ook als het een keer tegenzit. Christus is het fundament van de hoop. We moeten doen wat we kunnen om dat uit te dragen. Maar het is ook belangrijk om op z’n tijd te relativeren. Wij kunnen niet alles. Wat ons niet lukt, mag de volgende generatie proberen.”
Mgr. Wiertz stond als bisschop bekend om z’n vooruitblikken over tientallen jaren. Mgr. Smeets was meer de man van het kleine menselijke verhaal. Hoe zou u zichzelf typeren?
“Een woord als trouw past wel bij mij. Ik ben geen man van grote vergezichten of zo, maar ik probeer trouw mijn werk te doen en daarmee anderen perspectief te bieden. Ik ben zelf niet zo creatief, maar ik laat anderen die dat wel zijn graag hun talenten inzetten. Je moet mensen altijd dingen laten doen waar ze goed in zijn. Zeker als ze daarmee de Kerk dienen. Die ruimte wil ik graag geven. Dat is de eerste vorm van leiding geven. Als eindverantwoordelijke moet je natuurlijk wel zorgen dat je op de hoogte blijft en kunt bijsturen als het nodig is, maar het begint met vertrouwen op de kennis en kunde van anderen.”
Mgr. Ron van den Hout
Mgr. Dr. Ron van den Hout werd in 1964 in Tilburg geboren en groeide op in Diessen als oudste zoon in een gezin van drie kinderen. Na een studie aan de Hogere Agrarische School koos hij in 1987 voor de priesteropleiding van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Na de priesterwijding in 1993 begon hij aan een studie Bijbelse theologie aan de Pauselijke Universiteit Gregoriana in Rome. Terug in Nederland leidde dit in 2009 tot zijn promotie aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen. Pastorale ervaring deed Van den Hout op als kapelaan in Helmond en als pastoor in Drunen en Elshout. Van 2009 tot 2012 was hij pastoor van de Bommelerwaard en deken van Heusden-Waalwijk-Zaltbommel. In 2012 volgde zijn benoeming tot vicaris-generaal van het bisdom ’s-Hertogenbosch. In dezelfde periode was hij ook docent Bijbelwetenschap aan de priesteropleidingen van de bisdommen ’s-Hertogenbosch, Breda en Roermond. In 2017 werd Mgr. Van den Hout benoemd tot bisschop van Groningen-Leeuwarden. Op 21 juni van dit jaar volgde zijn benoeming tot 25e bisschop van Roermond.