Plechtige professie Limburgse zuster Minne in Oostenrijk
Tekst: pastoor Harry Notermans | Foto's: Familie De Winter
De uit Stramproy afkomstige Irene de Winter (31) is ingetreden in een klooster van de monastieke familie van Bethlehem in Oostenrijk. Onlangs heeft zij daar als zuster Minne haar eerste kloosterprofessie afgelegd. Voormalig pastoor Harry Notermans van Stramproy, was erbij en doet verslag.
In de stilte van de Alpen, zo’n 70 kilometer ten zuiden van Salzburg, maakt zuster Minne deel uit van wat voluit de ‘monastieke familie van Bethlehem, de Tenhemelopneming van Maria en de Heilige Bruno’ heet. Deze congregatie werd in 1950 opgericht naar aanleiding van de afkondiging van het dogma van de tenhemelopneming van Maria door paus Pius XII. Een groep Franse pelgrims wilde een kloosterlijk leven gaan leiden volgens de leefregel van de kartuizers van de H. Bruno. Dat betekent een leven van afzondering, stilte en contemplatie.
De zusters bidden samen het getijdengebed en vieren samen de dagelijkse eucharistie, maar trekken zich verder terug in hun eigen cel (waar ze ook de maaltijden alleen nuttigen) voor toewijding aan de Heer, gebed en studie van de Heilige Schrift. In hun levensonderhoud voorzien de zusters door de verkoop van producten uit hun eigen atelier: zelfgemaakte jams en siropen uit de natuur, handgeschilderd keramiek, kaarsen en iconen.
Verschillende werelden
Rond Pasen 2018 deed Irene de Winter (de zusters rechts op bovenstaande foto) haar intrede in de communiteit van deze monastieke familie in Opgrimbie, vlak over de Belgische grens bij Maasmechelen. Vijf maanden later vervolgde ze haar weg in Oostenrijk. Daar vond in juli 2020 haar inkleding plaats en nam ze de kloosternaam Minne aan. De eerste kloosterprofessie op zaterdag 23 september was een volgende stap op weg naar een volledig toetreden tot deze monastieke familie.
In het klooster op de ‘Kinderalm’ (een bergtop op 1227 meter waar in het verleden een sanatorium voor kinderen was gevestigd) is de afzondering heel voelbaar. Dat is het eerste dat de familie ervaart, die voor de professie hierheen is gereisd. Zoals haar vader Hans de Winter het uitdrukt: “Het zijn wel twee heel verschillende werelden. Je wordt een compleet ander mens van de stilte van het gebergte en vooral van de rust die de kloostergemeenschap uitstraalt. Heel wat anders dan de drukke wereld van vandaag, waarvan ik me vaak afvraag welke kant het op moet.” Haar moeder José de Winter vult aan: “De zusters leven wel in afzondering, maar door hun voortdurende gebed voor de wereld staan ze ook heel dicht bij ons.”
Aardappelen schillen
De zoektocht van Irene begon al vroeg. Ze was lid van de parochiële jongerengroep in Stramproy. Zo kreeg ze het idee om theologie te gaan studeren. Al vlug wist ze dat haar geloof niet alleen iets is om te bestuderen, maar vooral om te beleven. Ze ging op zoek naar een kloosterlijk leven bij de zusters birgittinessen in Weert, op een steenworp afstand van haar geboortedorp Stramproy. Deze zusters combineren het contemplatieve leven in het klooster met een actief leven, zoals de zorg voor een eigentijds gastenverblijf in het centrum van Weert en wekelijkse kindercatechese.
Maar Irene wist als snel dat ze een nog diepere toewijding aan God zocht. Van diverse kanten kreeg ze hulp op de weg van haar persoonlijke roeping. Er waren goede, maar niet altijd gemakkelijke gesprekken thuis (waar niet iedereen even gelovig is), er was goede begeleiding door enkele priesters en er waren vooral zusters van diverse congregaties, waaronder de zusters van het Arme Kind Jezus in Simpelveld. Eén van hen had alle tijd voor goede gesprekken in de keuken van de jaarlijkse meisjeskampen, waar Irene samen met haar moeder vrijwilligerswerk deed. Daar, bij het aardappelen schillen, werd de roeping ontplooid, die nu in Oostenrijk haar bekroning vond.
Na enkele maanden in Opgrimbie, werd Irene voor studie overgeplaatst naar het klooster in Oostenrijk. Daar nam zij de kloosternaam Minne aan, die verwijst naar haar Nederlandse herkomst en naar de Middeleeuwse mystiek schrijver Jan van Ruusbroec (1293 - 1381), die in zijn werken onderstreept hoe het leven van een christen alleen maar een liefdevol antwoord kan zijn op de liefde (‘Minne’) die God zelf is.
Het zijn wel twee heel verschillende werelden. Je wordt een compleet ander mens van de stilte van het gebergte en vooral van de rust die de kloostergemeenschap uitstraalt.
Indrukwekkend
Het kloosterleven mag dan afzondering betekenen, maar dat betekent niet dat er geen ontmoeting is. Zeker rond haar professie had zuster Minne alle tijd voor blijmoedige gesprekken met medezusters en met de naar Oostenrijk gereisde familie en vrienden. De komende tijd zal veel stiller zijn. Stilte omgeeft haar professie. Vóór de professie had ze een tiendaagse voorbereiding in afzondering (met alleen dagelijks een gesprek met novicenmeesteres zuster Birgitt); na de professie waren er nog eens vijf retraitedagen in volledig stilzwijgen.
Indrukwekkende momenten bij de professie waren het afknippen van de haren op vier punten, in de vorm van een kruis, waarmee wordt uitgebeeld dat zij het oude leven heeft afgelegd; het uitspreken van de kloostergeloften na eerst plat op de grond te hebben gelegen als teken van beschikbaarheid; de inkleding met het habijt en de ondertekening van de professie-akte, niet alleen door haarzelf maar ook door haar ouders. Dat onderstreept wat de gemeenschap aan hen wil zeggen: voortaan zullen we jullie als haar ouders niet vergeten, maar nog meer betrekken bij ons kloosterleven. De afspraak voor een volgend bezoek door de familie is al gemaakt.
Meer jonge zusters
Zuster Minne is overigens niet de enige in het Oostenrijkse klooster die Nederlands spreekt. Rond de tijd van haar intrede zijn er ook novicen uit Born, Leiden en het Vlaamse Essen (bij Antwerpen) begonnen. Ze spreken dezelfde taal, maar behoren ook tot dezelfde generatie en zullen dus veel steun van elkaar hebben. Samen maken ze deel uit van een grotere gemeenschap van 25 monialen uit Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Roemenië en China, in leeftijd variërend van 24 tot 90 jaar. “Onlangs hebben we bijgebouwd; we hebben nu 32 cellen, er is dus nog plaats,” vertelde de novicenmeesteres.