Mgr. Everard de Jong: ‘Ik wil mensen bij Jezus brengen’
Tekst: Matheu Bemelmans | Foto's: John Peters
Hij was studentenpastor in Maastricht toen hij 25 jaar geleden tot zijn eigen verrassing hulpbisschop werd. Dit voorjaar viert Mgr. dr. Everard de Jong zijn zilveren bisschopsjubileum. ‘Ik voel me bevoorrecht, maar vraag me ook wel eens af: wie heb ik nu eigenlijk geholpen zich te bekeren?”
Het was op de Diës Natalis, zeg maar de verjaardag, van het grootseminarie Rolduc op 8 december 1998. Eregast was de toenmalige pauselijke nuntius in Nederland. De priester Everard de Jong, op dat moment studentenpastor in Maastricht, gaf hem een hand en stelde zich voor. De nuntius antwoordde met de raadselachtige woorden: ‘You’re very famous’. Een dag later ontving De Jong een uitnodiging om naar de nuntiatuur in Den Haag te komen. Daar hoorde hij dat paus Johannes Paulus II hem benoemd had tot hulpbisschop van Roermond. “Ik was totaal verrast,” zegt hij een kwart eeuw later terugdenkend aan dat moment. “Dit had ik absoluut niet verwacht.”
Hoe is het om al 25 jaar bisschop te zijn?
“Enerzijds is het een bevoorrechte positie, anderzijds vond ik het met name in het begin ook wel eens lastig om de juiste plek binnen de organisatie te vinden. Er bestaat geen duidelijke functieomschrijving van een hulpbisschop. De diocesane bisschop is de eind[1]verantwoordelijke voor het besturen en leiden van het bisdom. Hij wordt daarbij geassisteerd door de vicaris-generaal en de vicarissen. Wat is het eigene van een bisschop?”
Mgr. De Jong: 'Mijn leven is een gave aan de Kerk en ik probeer mijn eigen talenten daarbij in te zetten. Dat is nooit zinloos.'
Is het gelukt om die eigen rol te vinden?
“Mgr. Wiertz had om een hulpbisschop gevraagd als vervanger voor zijn representatieve taken en voor het werk binnen de bisschoppenconferentie. Dat vond ik prima, want ik ben niet zo’n bestuurder en ik heb ook nooit zitten wachten op die bestuurlijke verantwoordelijken. Maar een bisschop heeft volgens het Tweede Vaticaans Concilie drie taken: onderwijzen, heiligen en besturen. Die eerste twee taken heb ik volop op mij kunnen nemen als docent en als verantwoordelijke voor de pastorale diensten van het bisdom. Heel specifiek voor die heiligende taak zijn de vormsels die ik heb mogen toedienen. Daarnaast heb ik veel ruimte gekregen om op landelijk en internationaal niveau dingen te doen. Daarvoor ben ik de bisschoppen Wiertz en Smeets heel dankbaar. Namens de bisschoppen[1]conferentie heb ik mij onder meer kunnen bezighoudenmet jongeren, onderwijs, catechese en de zorg voor gedetineerden. Recent is daar de verantwoordelijkheid voor de krijgsmacht bij gekomen.”
Was de benoeming tot bisschop destijds een verrassing?
“Ja, totaal. Ik wist wel dat er iemand gezocht werd, maar ik had eerder gedacht aan een lid van de toenmalige bisdomstaf, een kanunnik of een deken. Ik was toch meer een vrije vogel. En relatief jong. Dus mijn benoeming was niet alleen voor mijzelf, maar ook voor vele anderen een grote verrassing.”
Had u bij uw aantreden als hulpbisschop doelen voor ogen die u graag wilde bereiken?
“Ja, direct. Ik wilde meer werk maken van parochie[1]evangelisatie, omdat ik dat altijd belangrijk heb gevonden. Ik had allerlei ideeën om het seminarie en de lekenopleidingen toe te rusten voor de nieuwe opgaven die ons te wachten stonden. Maar de bisdomstaf wees terecht direct op ieders eigen verantwoordelijkheid. In plaats daarvan kreeg ik wel de portefeuille ‘pastorale diensten’, met afdelingen als jongerenpastoraat, catechese, katholiek onderwijs, huwelijk en gezin. Een hele uitdaging, die ik dankbaar heb geaccepteerd. Ik had ook voorgesteld om een diocesane synode te houden. Maar daar wilde bisschop Wiertz niets van weten. De situatie was in die tijd nog té gepolariseerd. Ik heb me toen volledig op die pastorale diensten gestort en die kar vele jaren met hart en ziel getrokken. Jammer genoeg zijn die afdelingen bij de laatste reorganisatie van het bisdom opgeheven. Nu ben ik voor een belangrijk deel van mijn tijd pastoor in Maastricht-Oost en dat vind ik ook een hele uitdaging. Met beide voeten in de klei. Daar liggen zoveel kansen.”
Uw hart ligt dus eigenlijk op het terrein van de evangelisatie?
“Dat klopt. Mensen bij Jezus brengen en Jezus bij de mensen brengen, zie ik nog altijd als een belangrijke opdracht. Dat is de taak van iedere bisschop, maar het heeft ook met mijn persoonlijke ervaringen te maken. We waren thuis katholiek en we gingen naar de kerk, maar pas op mijn 16e heb ik het geloof écht ontdekt. Ik had een boek gelezen over de barmhartige liefde van Jezus en daardoor heb ik God ontdekt. Dat boek gaf mij zoveel inspiratie, dat ik me daarna eigenlijk alleen nog maar bezig heb gehouden met de vraag: hoe kun je mensen open laten zijn voor Jezus? Dat gevoel wordt zelfs steeds sterker.”
Geeft u eens een antwoord op die vraag: hoe kun je mensen meer open laten zijn voor Jezus?
“Dat is heel moeilijk. Ik stel mezelf regelmatig de vraag: bij wie was ik nu doorslaggevend bij zijn of haar bekering? In mijn hele priesterleven kan ik één voorbeeld noemen van een meisje dat ik ooit begeleid heb na de Wereld[1]jongerendagen. Misschien zijn er wel meer, maar die houdt de Heer dan voor mij verborgen. Ik troost me met de gedachte dat het belangrijker is dat je er bent, dan dat je weet wat je nu precies gedaan hebt. God noemt zichzelf in de Bijbel: ‘Ik ben die is’ en niet: ‘Ik ben die doet’. Mijn leven is een gave aan de Kerk en ik probeer mijn eigen talenten daarbij in te zetten. Dat is nooit zinloos. Ik voel me door de Heilige Geest gedragen.”
'Ik was een vrije vogel. Mijn benoeming tot bisschop was niet alleen voor mijzelf, maar ook voor vele anderen een grote verrassing.'
U bent de afgelopen jaren heel breed actief geweest in de Kerk. Hoe kijkt u daarop terug?
“Met grote dankbaarheid voor alle kansen die ik heb gekregen. Ik was bijvoorbeeld heel blij met mijn studie filosofie in Rome en de Verenigde Staten. Ik heb me ook altijd met veel plezier ingezet voor jongeren. Landelijk ben ik nu bisschop-referent voor justitie en zorg[1]instellingen en daarnaast ben ik administrator van een eigen bisdom voor de krijgsmacht. Dat zijn interessante werkvelden. Vanuit die portefeuille heb ik regelmatig contact met ministers en de verantwoordelijken voor de geestelijk verzorging in allerlei organisaties. Aan die zorg wordt steeds meer belang gehecht. Tegelijk merken die sectoren de invloeden van een alsmaar toenemende secularisatie. Dat levert interessante discussies op over de vraag of je geestelijk verzorger kunt zijn zonder dezelfde levensovertuiging als degene voor wie je bent aangesteld of zonder zending vanuit een kerk[1]genootschap. Het is heel boeiend werk. En ik beleef veel vreugde aan de pastorale taken in mijn parochies.”
U bent sinds enkele jaren ook legerbisschop. Dat lijkt in tegenspraak met de vredelievende boodschap van de Kerk. Wat maakt dit terrein voor u interessant?
“We zijn natuurlijk niet vóór oorlog. Maar een staat mag zich verdedigen. En militairen zijn ook mensen, met relaties, emoties, pijn, verdriet en soms heftige ervaringen. Geestelijk verzorgers zijn er voor die kwetsbare kant van het militaire bedrijf. Een bekende uitspraak van generaal Eisenhouwer is: ‘aan het front is niemand atheïst’. Niet iedere militair is religieus, maar een kaarsje opsteken is een universeel teken van leven voor iedereen. De geestelijk verzorgers doen ontzettend goed werk in het begeleiden en inspireren van militairen. Het zijn mensen waar je op kunt bouwen.”
Waar bent u van alle dingen die u gedaan heeft het meest trots op?
“Dat het gelukt is om de landelijke katholieke jongeren[1]dag te revitaliseren. Toen ik aantrad als bisschop[1]referent voor jongeren leidde die dag een kwijnend bestaan. Deze werd gedragen door één organisatie. Toen heb ik de bisdommen en religieuzen bij elkaar kunnen brengen om die dag samen opnieuw te organiseren. Dat heeft een aantal jaren heel goed gewerkt. Daarna is het weer wat ingezakt, maar afgelopen jaar was er gelukkig weer een jongerendag. In het verlengde daarvan ben ik ook blij dat er nu een gezamenlijke Nederlandse deelname aan de Wereldjongerendagen is. Ieder bisdom en iedere organisatie regelde dat voorheen zelf. In de loop van de jaren hebben we die initiatieven toch bij elkaar kunnen brengen. Op het vlak van het katholiek onderwijs zijn er ook stappen gezet, waardoor de contacten tussen onderwijs en Kerk verbeterd zijn. Waar ik ook zeker trots op ben, is het landelijke catecheseproject ‘Licht op ons pad’. Dat was een enorme klus, waar jaren aan gewerkt is.”
Het is belangrijker dat je er bent, dan wat je precies doet. Gods naam luidt: ‘Ik ben die is’ en niet: ‘Ik ben die doet’
Waarvan denkt u: dat had ik misschien anders moeten doen?
“Stomme uitspraken in de media. Ik heb wel eens wat gezegd over politieke standpunten van een bepaalde partij en dat kreeg ik onmiddellijk terug op mijn bord. Ik bleek gewoon niet goed genoeg geïnformeerd. Later zag ik de Belgische kardinaal Danneels op t.v. spreken op een manier die duidelijk was, maar zonder dat één persoon of één groep zich geïsoleerd voelde. Bisschoppen kunnen principes aanreiken, maar politici hebben een eigen verantwoordelijkheid. Paus Johannes Paulus II, mijn grote inspirator, kon dat onderscheid ook heel genuanceerd maken. Die les heb ik wel geleerd.”
De Kerk is in die 25 jaar enorm veranderd: samenvoeging van parochies, kerksluitingen, teruglopend kerkbezoek. Is het nog wel leuk om in de Kerk te werken?
“Als je er op die manier van buitenaf tegenaan kijkt, misschien niet. Maar ik voel van binnenuit de roeping om door te gaan en het evangelie te blijven verkondigen. Dat ik dat als bisschop mag doen, zie ik als een voorrecht. En gelukkig blijven heel veel goede mensen betrokken.”
Voordat u naar het seminarie ging, heeft u elektronica gestudeerd. Heeft u nooit spijt gehad van de overstap?
“Elektronica vind ik nog altijd heel interessant en ik had zeker in die wereld van laboratoria en onderzoek kunnen werken. Tegelijkertijd ben ik heel dankbaar dat God mij uit de elektronica heeft weggehaald. Mijn fascinatie voor God en mensen is groter dan mijn fascinatie voor techniek. Dat neemt niet weg dat ik als filosoof nog altijd veel interesse heb ik in de overlap tussen geloof en wetenschap. Ik vind vragen over het leven, evolutie en de oorsprong van het leven heel boeiend. Net als de relatie tussen biologie en techniek. Dat lijkt haaks te staan op geloof, maar uit de complexiteit van de levende werkelijkheid kun je concluderen dat er buiten ons een intelligentere kracht moet zijn. Een grote atheïst als Anthony Flew kwam door de ontdekking van het DNA en de wonderlijk grote hoeveelheid informatie daarin tot de conclusie dat er een heel grote intelligentie achter moet zitten. Zelfs ééncelligen zitten heel gecompliceerd in elkaar. Dat kan niet allemaal uit toeval zijn ontstaan. Daarom heb ik een centrum voor geloof en wetenschap opgericht. Ik hoop daarmee een brug tussen kerk en wetenschap te kunnen slaan.”
'Er borrelde een soort van levend water in me op. Zo’n innerlijk, sprankelend water dat ziel en lichaam verkwikt. Daar werd ik heel blij van.'
Waar ziet u toekomst voor de Kerk?
“In kleine gemeenschappen en bewegingen, zogeheten ‘small christian communities’. De tijd van de volkskerk is zo langzaam voorbij en de kudde zal kleiner worden, maar er is in de samenleving wel behoefte aan zingeving. Ik verwacht dat priesters meer en meer begeleiders van kleine gemeenschappen worden. Dat moeten wel naar buiten tredende bewegingen zijn, geen groeperingen die zich in zichzelf opsluiten. De Kerk moet de maatschappij in, maar de afstand is wel groot geworden. Dat zie ik ook wel. Toch, als je met individuele mensen spreekt, komen binnen een paar minuten belangrijke levensvragen op tafel. Het valt me op dat mensen soms heel verrast reageren op de boodschap van de Kerk. De kennis over kerk en geloof is dus blijkbaar heel ver weggezakt. Gelukkig hebben we in Limburg nog veel contacten in de samenleving en daar moeten we heel zuinig op zijn. Een andere ontwikkeling is dat de behoefte aan ‘events’ steeds groter wordt. Ook in de Kerk. Die bieden kansen om iets van de boodschap over te brengen. Je moet daarbij wel steeds de persoonlijke relatie met Jezus centraal stellen. Hij is de Persoon om Wie alles draait. Alles wat we doen, moet erop gericht zijn om Zijn boodschap over te brengen. Als we maar lang genoeg volhouden, komt daar op een gegeven moment openheid voor.”
Waar komt uw drijfveer vandaan om ondanks de terugloop en achteruitgang zo positief te blijven?
“Toen ik een jaar of 17 was, ging ik na school vaker naar de Catharinakerk in Eindhoven. Ik bad dan bij verschillende heiligen. Op een gegeven moment borrelde er een soort van levend water in me op. Zo’n innerlijk, sprankelend water dat ziel en lichaam verkwikt. Daar werd ik heel blij van. Dat ‘levende water’ voel ik nog steeds. Met name tijdens het bidden: een optimistische blije bron in mezelf. Dat zijn de levensstromen van de Heilige Geest en die staan helemaal los van de vraag of we als Kerk succes hebben of niet. Ik ervaar elke dag als een geschenk van God met nieuwe keuzemogelijkheden. Ik ben vandaag tot hier gekomen en dit is het moment om verder te gaan. Ik zie wel wat er dan gebeurt. Je moet ook een beetje vertrouwen op de Goddelijke voorzienigheid. En op moeder Maria. Zij heeft me nog nooit in de steek gelaten.”
Hoe ziet u uw eigen toekomst?
“Ik ben nu 65. Dat wil zeggen dat ik over een jaar of 10 met emeritaat ga. Wat ik in die jaren ga doen, hangt heel erg af van wat de nieuwe bisschop die we in Roermond krijgen van mij vraagt. Ik stel me beschikbaar op. Ik ben met heel veel plezier pastoor. Als hij wil dat ik daarmee doorga, is dat prima. Als hij een andere taak voor me heeft, vind ik dat ook goed. Ik leef met de dag. Ik heb niet zoveel plannen. Ik zie wel waar de nieuwe bisschop me nodig heeft.”
Mgr. Everard de Jong
Hulpbisschop Everard de Jong (65) werd geboren in Eindhoven. Na een middelbare beroepsopleiding in de techniek begon hij in 1976 aan de priesteropleiding aan het groot[1]seminarie Rolduc. In 1983 werd hij tot priester gewijd. Hij werkte een jaar als kapelaan in Maasbracht en kreeg toen de opdracht om in Rome en Washington filosofie te gaan studeren. Terug in Nederland werd hij docent filosofie op Rolduc en kapelaan en studentenpastor in Maastricht. Ook was hij betrokken bij het jongeren- en roepingenpastoraat van het bisdom. Op 12 december 1998 werd Mgr. De Jong benoemd tot hulpbisschop van Roermond, op 6 februari 1999 gevolgd door zijn bisschopswijding. Sinds 2019 is hij ook pastoor van de parochiefederatie Maastricht-Oost. In 2020 werd hij ook benoemd tot legerbisschop.
Dit interview komt uit de voorjaarsuitgave van het bisdomblad De Sleutel. Het magazine verschijnt vier keer per jaar.