Paaspreek 2023
Het is paaszondag als enkele leerlingen van Jezus vanuit Jeruzalem weggaan naar Emmaüs.
Het lijden en sterven van Jezus, alles wat er gebeurd is: zijn vrienden zijn er vol van. Ze keren hun rug naar Jeruzalem toe. Weg van de stad waar die vreselijke dingen gebeurd zijn. Zo vol zijn ze ervan dat ze niet eens in de gaten hebben dat het de verrezen Jezus is die bij hen komt lopen, die naar hun verhaal wil luisteren.
Zij vertellen deze – in hun ogen – vreemdeling, wat ze meegemaakt hebben. Hij luistert naar hun verhaal, naar hun verdriet om Zijn sterven en naar hun goede herinneringen aan Hem. Zo vol zijn ze ervan dat ze zich verwonderen dat Hij niet eens lijkt te weten wat er die dagen dan in Jeruzalem gebeurd is: “Bent U dan de enige vreemdeling dat U weet wat hier deze dagen gebeurd is? Dat met Jezus van Nazareth?” Ze hadden Hem als profeet herkend en hebben Zijn kruisdood gezien. Maar toch herkennen ze Hem nu niet.
Zoals het toen was, gaat het nu ook vaak: als iemand sterft, komen er herinneringen boven en we spreken ze uit. Net zoals het de Emmaüsgangers goed doet, dat ze kunnen spreken, terwijl Jezus luistert. Al pratend en met Jezus luisterend naast hen, kwamen ze aan in het dorpje Emmaüs. Hun herinneringen aan het leven, hun vragen en verdriet om het sterven: ze hadden het gaandeweg allemaal aan deze vreemdeling toevertrouwd.
Toen de Emmaüsgangers op hun plaats van bestemming aankwamen, zeiden ze tegen de voor hen onbekende Christus: “Blijf bij ons, want het wordt avond en de dag loopt ten einde.” Maar voor wie gelooft, is de dood niet het einde, maar een eeuwig nieuw begin. De vreemdeling houdt hun dan gezelschap. Hij blijft bij hen en gaat met hen aan tafel. Dan, als Hij het brood met hen breekt, als ze opnieuw met de Heer aan tafel gaan, herkennen ze Hem aan het breken van het brood. Ze gaan naar Jeruzalem terug, gesterkt door de Eucharistie en met geopende ogen voor deze vreemdeling, die ze nu hebben leren kennen als de verrezen Christus.
Met Jezus aan tafel gaan hun ogen open. Ze zeggen ze tot elkaar:
Ach Kleopas,
Ik beken
dat ik hem ook vaak niet herken
wanneer Hij met mij praat
zo diep van hart tot hart
wanneer Hij naast mij gaat
en het mij toch verwart.
Hoe vaak heb ik hem niet doorzien
omdat ik hem niet zag
hoewel Hij net zo naast mij liep
als bij jullie toen die dag.