Zondag 12 april 2020 - Pasen: Verrijzenis van de Heer
1e lezing Hand.10,34a.37‑43
2e lezing Kol.3,1‑4 of : 1 Kor.5,6b‑8
Evangelie Joh.20,1‑9 of (in avondmis): Lc.24,13‑35
Geloven in de liefde van God
In het evangelie van vandaag horen we een eerste getuigenis van de opstanding van Jezus, en nog wel een getuigenis van de door Jezus beminde leerling. “Hij zag en geloofde.” Om te kunnen geloven in de liefde van de ander, moet je je eerst zelf bemind weten. De door Jezus beminde leerling wist zich bemind. Maar wat voor hem geldt, geldt ook voor heel de Kerk, voor heel het volk van God, voor ieder van ons persoonlijk. Wij allen worden door Jezus bemind.
Je door Jezus bemind weten betekent, dat je in je leven tenslotte niets anders overhebt om van te leven dan de liefde van God, dat God alleen genoeg is voor je, dat alles je mag worden afgenomen, dat je in alles mag worden teleurgesteld, dat je leeft van die ene liefde die je niet teleurstelt, je zelfs niet kán teleurstellen. Dat is een liefde tot de dood, een radicale, zelfloze, wegschenkende, verspillende liefde. Een liefde die alleen maar geeft zonder te hoeven terugkrijgen. Dát is de liefde van Jezus en die liefde vraagt Hij ook van ons, een gevende liefde. “Hebt elkander lief zoals Ik u heb liefgehad” (Joh 15,12).
Maar als we zó liefhebben, waar blijven wij zelf dan? We willen zelf toch ook nog leven, we willen ook nog iets voor onszelf houden. Als je alleen maar geeft, waar leef je dan van, wat heb je dan nog? Daar heeft Jezus iets op gevonden. Hij geeft zijn leven, Hij geeft zijn liefde: “Dit is mijn Lichaam voor u, ‘dit is mijn Bloed dat Ik voor u vergoten heb.” Dáárvan mogen wij leven. Jezus’ leven en zijn liefde ontvang je in de Eucharistie, en daarvan is de bedoeling, dat je zijn leven en liefde gebruikt om het aan anderen te geven. Je ontvangt dus zijn wegschenkende liefde, en als je die liefde ook inderdaad wegschenkt aan een ander, dan krijg je diezelfde liefde telkens opnieuw in de Eucharistie, om er zelf van te leven en tegelijkertijd weg te schenken, opdat anderen ervan leven.
Zo bouwt Jezus met zijn leven en met zijn liefde de menselijke verhoudingen op, in de Kerk en in de wereld. Daarvoor is geloof nodig, want om geloof is het allemaal begonnen: geloven in de liefde van God, dat God jou bemint, en dat wij weten dat wij allemaal de door God beminde leerlingen zijn. Daarom belijden wij ook altijd ons heilig geloof na de verkondiging van het Woord. Wij belijden dat wij geloven in de liefde die achter dat Woord zit, dat dat uit een beminnend en wegschenkend Hart komt.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de de dagelijkse liturgie