Relieken Sint-Lambertus waarschijnlijk authentiek
De kans is groot dat de relieken van Sint-Lambertus die al eeuwenlang in Luik bewaard worden authentiek zijn. Dat kan geconcludeerd worden uit het forensisch onderzoek dat afgelopen weken naar de botten is uitgevoerd. Eind vorige week zijn de resultaten gepresenteerd.
Sint-Lambertus was de laatste bisschop van het bisdom Maastricht, voordat de zetel naar Luik werd verplaatst. Hij werd in 705 vermoord. Sindsdien worden zijn stoffelijke resten in Luik bewaard. Begin vorige maand werd met toestemming van bisschop Jean-Pierre Delville van Luik de reliekschrijn geopend. Daaruit kwam een kistje met enkele botten tevoorschijn. Deze zijn door professor Philippe Boxho van het Luikse Instituut voor Forensische Geneeskunde onderzocht. Tijdens een conferentie met bijna 700 belangstellenden presenteerde hij vorige week zijn bevindingen.
Hoewel voorzichtigheid het parool is in dit soort zaken, kon Boxho toch een aantal betrouwbare gegevens verschaffen over de betrokken persoon, van wie een twintigtal botten bewaard bleven. Dat komt neer op 10 procent van een volledig skelet. De interpretatie van de lijkschouwer werd echter beperkt door de verslechtering van de botten. Hij kon wel bevestigen dat dit inderdaad één individu was, vooral vanwege de manier waarop bepaalde delen in elkaar passen; de fibula en talus en de middenvoetsbeentjes passen allemaal perfect in elkaar als een legpuzzel. Slechts één bot werd geïdentificeerd als vreemd omdat het een andere kleur had: het was een ellepijp en geen sleutelbeen zoals vermeld op het etiket door degenen die de inventarisatie in 1865 uitvoerden. Een fout waar de professor meteen op wees toen bisschop Deville de botten uitpakte.
Maar er is niets verrassends aan, zegt Philippe Boxho: "In die tijd was antropometrie nog niet zo bekend als nu, dus het is normaal dat ze een fout hebben gemaakt. Het bot zou dus afkomstig zijn van een tweede volwassen individu, zij het een kleine. Dit geïsoleerde bot biedt ook een interessant interpretatieraam voor Julien Maquet, de huidige conservator van de Luikse schatkamer. "We weten uit historische teksten dat alle doodskisten van de kathedraal werden geopend in 1489, inclusief die van de neef van Sint-Lambertus en zijn metgezellen die samen met hem werden vermoord, van wie er één, Pierre, in de bronnen wordt beschreven als zeer klein.
Tussen de schedelkap en het bekken zijn helaas geen botten bewaard gebleven, die hoogstwaarschijnlijk als onbeduidende relikwieën over talloze kerken zijn verspreid. Wat blijft er dan over en wat kunnen we daaruit afleiden? Allereerst vertoont één wervel sporen van artrose, dus het individu in kwestie was op het moment van zijn dood al op leeftijd. Deze hypothese wordt bevestigd door een ander fragment, dat de leeftijd van de overledene op ongeveer zestig jaar schat. “We weten dat de canonieke leeftijd om bisschop te worden in de tijd van Sint-Lambertus dertig was en dat hij ongeveer dertig jaar regeerde,” legt Julien Maquet uit.
De eerste conclusies van de lijkschouwer lijken dus de identiteit van Sint-Lambertus te bevestigen, wiens lengte hij ook kon schatten op 168 cm, met een foutmarge van 5 cm. Hij bevestigde opnieuw de vaststelling gedaan tijdens het vooronderzoek in aanwezigheid van journalisten: het linker scheenbeen had een misvorming die wijst op mankheid. Dit feit is al bevestigd door geschreven bronnen, die het gebruik van een wandelstok door Saint-Lambertus vermelden.
Tot slot onthulde onderzoek van de schedel een letsel als gevolg van een slag met een doorborend voorwerp met scherpe randen, zoals een speer. We hebben dus een ‘goede kandidaat’ voor een penetratie rechtsvoor. Dit scenario is volledig verenigbaar met de beschrijving van de dood van Sint-Lambertus. Omdat het niets aan de resultaten zou toevoegen, is geen DNA afgenomen en ook geen onderzoek met de koolstof 14-methode gedaan. Desondanks versterken de bevindingen het historische verhaal over de dood van Sint-Lambertus. Zoals Julien Maquet uitlegt, zijn de resultaten van dit onderzoek zeer interessant. “Professor Boxho heeft nieuwe elementen aangedragen die ons in staat stellen om de historische bronnen, die anders wel bekend zijn, op een andere manier te lezen.”