Vrouwen van Jeruzalem
Bisschop Harrie Smeets schreef afgelopen jaren diverse verhalen over Pasen, die gebundeld zijn in het boek 'Getuigen van de verrijzenis'. Een van de verhalen die niet in het boek terecht zijn gekomen, gaat over de stilte van het lege graf op Paasmorgen.
In de oude stad Jeruzalem ligt de kerk die over het graf van Jezus heen is gebouwd. En zoals het in heel het Midden-Oosten is, zo triest genoeg ook in deze kerk: verdeeldheid is troef. Katholieke, orthodoxe en koptische christenen zijn de belangrijkste partijen in de verdeling van de kerk. Orthodoxen hebben een belangrijk deel van het middenschip. Kopten hebben de achterzijde van het graf en katholieken hebben het grootste deel van het eigenlijke graf in handen. Over het graf heen is een kleine kapel gebouwd, waar een klein altaar in is gemaakt.
De diverse groepen christenen zijn het over heel veel niet eens. Zo staat er een ladder op een balkon die onder geen beding verplaatst mag worden. Die ladder staat er al 150 jaar. Een marmeren muur die op instorten staat, is door de Britten in 1947 gestut. Maar over restauratie kan men het niet eens worden. Een paar jaar geleden waagde een koptische monnik het een stoel te verzetten. Beschamend genoeg leidde dit tot een regelrechte vechtpartij tussen de verschillende groepen monniken. Wie zich nog zou afvragen wie dan de sleutel heeft van de kerk, krijgt een verrassend antwoord: een moslimfamilie levert die al enkele eeuwen van generatie op generatie aan elkaar over. Omdat de christenen het toch niet eens worden.
Triest, die verdeeldheid. Maar zijn de christenen het dan nergens over eens? Ja, over één ding wel –over de hoofdzaak – dat dit de plaats is van het graf waar Jezus in gelegen heeft. Wie overdag in de kerk komt, die uit verschillende delen bestaat, door trappen en gangen met elkaar verbonden, komt allesbehalve in een rustige sfeer: een drukte van belang en op luide toon worden rondleidingen gegeven. Je zou geneigd zijn te denken dat, als Jezus terug zou komen, hij misschien wel weer zoiets zou doen als bij het schoonvegen van het tempelplein.
Triest, maar kun je daar dan nooit rustig bidden? Ja, op één moment wel en dat is ’s morgens heel vroeg. Jaren geleden ben ik er geweest en we hadden toen als groepje van acht personen het voorrecht dat we de mis mochten lezen op het heilig graf, in het hart van de kerk, om zes ‘s ochtends.
Heel vroeg in de morgen kun je de rust van het lege graf daar vinden, voordat het gekrakeel van de gebruikers en het rumoer van de bezoekers ontwaakt. Heel vroeg in de morgen, zoals de vrouwen tweeduizend jaar geleden op diezelfde plaats heel vroeg in de morgen aankwamen en daar de boodschap hoorden: ‘Wat zoekt gij de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen.’ Woorden, waarvoor je stilte nodig hebt om de betekenis te laten doordringen. Woorden, waarvan de consequentie is dat lijden en verdriet – waar we allemaal tegen aanlopen in ons leven – niet het laatste woord hebben; dat de dood, die ons allemaal wacht, zelfs niet het laatste woord zal hebben, maar dat na die onontkoombare dood het eeuwig leven ons wacht.
Wie de boodschap van de verrijzenis in alle rust tot zich laat doordringen, zal zijn levensdag aankunnen. Alle rumoer om ons heen, alle ruzie die gemaakt wordt, alle lijden dat over ons komt, alle verdriet dat ons treft en aan het einde van de levensdag de onontkoombare dood: we zullen het aankunnen en overleven, als we de boodschap van de Verrijzenis in alle rust en in eenvoudig geloof laten doordringen tot op de bodem van een onrustig hart, tot in het hart van een onrustige wereld: eeuwig leven wacht ons. Dat is de boodschap van Pasen, die kan doordringen in onze onrustige harten, midden op onze onrustige levensdag. In die rust van geest, die op de eerste paasmorgen aan de vrouwen werd meegedeeld en die sindsdien door alle wereldrumoer heen blijft klinken, tot op de dag van vandaag, wens ik U allen van harte een Zalig Pasen.
+ Harrie Smeets
bisschop van Roermond