De Advent en de Adventskrans
De laatste vier weken vóór Kerstmis worden de Advent genoemd. De naam komt van het Latijnse woord ‘adventus’, wat ‘komst’ betekent. Dit verwijst uiteraard naar de komst van het Kerstkind. We vieren dan dat God zelf via zijn zoon Jezus mens geworden is. Met Kerstmis vieren we dus de komst van God op aarde en de Advent is de voorbereidingstijd daarop.
In de Kerk is de Advent ook een periode van inkeer en bezinning. De liturgische kleur is daarom paars, de kleur van de boetvaardigheid. Op de derde zondag van de advent mag de kleur roze zijn, als teken dat de advent halverwege is en het Kerstfeest voorzichtig zijn licht vooruitwerpt. In een ver verleden gold de Advent ook als een vastentijd, maar dat gebruik is in 1917 al officieel afgeschaft. Van 17 december tot 24 december is de kerstnoveen. In die periode zijn er geen gedachtenissen van heiligen.
Het is niet helemaal zeker hoe de Advent als aparte voorbereidingstijd is ontstaan. Vermoedelijk is de traditie in de vijfde eeuw vanuit de Oosterse Kerken in Frankrijk en Spanje terechtgekomen. De Advent wordt voor het eerst genoemd in een boek van Gregorius van Tours, die in de 6eeeuw leefde. Hij beschrijft dat er rond het jaar 480 in delen van Frankrijk een voorbereidingstijd vóór Kerstmis bestond. Al was er toen waarschijnlijk sprake van een periode van zes weken, die op 11 november begon en tot Driekoningen doorliep.
Dat de Advent maar vier zondagen kent, dateert uit de 10e eeuw. Vanuit Zuid-Europa had de Advent vooral een feestelijk karakter, terwijl Ierse monniken later vooral het boetekarakter van de Advent benadrukten. Tegenwoordig is de Advent een combinatie van beide: een tijd van inkeer en tegelijkertijd een hoopvol uitzien naar de geboorte van Jezus.
Adventskrans
Soms denken we wel eens dat alle tradities in de kerk eeuwenoud zijn, maar dat is lang niet altijd het geval. Zo is het gebruik om een adventskrans op te hangen nog geen 200 jaar oud. En bovendien van protestantse oorsprong. In 1838 introduceerde de Duitse predikant Wichern voor het eerst een houten krans waarop kaarsen werden aangestoken. Rond 1860 werd de krans met dennentakken bekleed. Pas aan het einde van de19e eeuw werd het gebruik ook in katholieke kringen overgenomen. De gewoonte om een adventskrans met wijwater te zegenen dateert pas uit de jaren twintig, dertig van de vorige eeuw.
Nieuw kerkelijk jaar
Met het begin van de Advent begint in de Kerk ook een nieuw Kerkelijk jaar. We beginnen dan weer aan een nieuwe cyclus van de grote verhalen uit het leven van Jezus: zijn geboorte, zijn doop in de Jordaan, het optrekken met zijn leerlingen, zijn vervolging en kruisiging, de Verrijzenis met Pasen en zijn hemelvaart en de komst van de Heilige Geest met Pinksteren. Dit zijn de drie zogeheten ‘sterke tijden’ van het kerkelijk jaar in een notendop.
Op de zondagen daaromheen horen we andere verhalen uit het leven van Jezus. Dit wordt de ‘tijd voor het jaar’ genoemd. In de liturgie hebben al die tijden en feesten ook een eigen kleur: wit is voor de hoogfeesten, paars voor de advent en de vasten, rood voor de martelaren en groen voor de gewone tijd door het jaar. Voor half Advent en half Vasten bestaat ook nog de mogelijkheid om roze te dragen.
Met het begin van het kerkelijk jaar, begint de Kerk ook aan een nieuwe reeks lezingen in de liturgie. De lezingen op de zondagen zijn verdeeld in drie reeksen: A, B en C. Afgelopen jaar was een zogeheten B-jaar. Dat wil zeggen dat er voorgelezen werd uit het evangelie van Marcus. Komend jaar wordt C-jaar. Dan staat het evangelie volgens Lucas centraal.
Welke lezingen op welke dag gelezen worden en welke feesten er worden gevierd, is te lezen in het zogeheten Directorium voor de Nederlandse Kerkprovincie. Dit is een handig boekje waarin de liturgische kalender voor het hele kerkelijk jaar staat. Dit is te koop bij de Nationale Raad voor Liturgie
Meer weten?
Wil je meer weten over de tradities rond Advent en Kerstmis? Kijk dan op Vier.nu