Zondag 28 april - Beloken Pasen - Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid
1e lezing: Hand.5,12‑16
2e lezing: Apok.1,9‑11a.12‑13.17‑19
evangelie: Joh.20,19‑31
Geen zweverige types
Wat we zien bij de eerste leerlingen lijkt op wat we zien in onze huidige omgeving. Ongeloof: verrijzenis, dat kan toch niet! Ongeloof bij Maria Magdalena: het lege graf overtuigt haar niet van de verrijzenis: ze hebben de Heer weggehaald. Ongeloof bij de apostelen als de vrouwen komen zeggen, dat ze een engel hebben gezien, die zegt, dat Hij leeft: Ze beschouwen het als beuzelpraat van vrouwen, zegt Lucas. Ongeloof bij de Emmaüsgangers: het graf is wel leeg en er zijn vrouwen die zeggen, dat ze een verschijning van een engel hebben gehad, maar dat kan natuurlijk niet. Steeds weer opnieuw constateren we ongeloof.
Uit henzelf is er helemaal geen gedachte aan verrijzenis. Pas de verschijningen van de verrezen Heer, zijn aanwezigheid die zich onweerstaanbaar opdringt brengt hen tot geloof. Maria Magdalena, die door de vermeende tuinman haar naam hoort noemen en de verrezen Heer herkent; de Emmaüsgangers, die Hem herkennen aan het breken van het brood; en vandaag de apostelen, aan wie Hij zijn doorboorde handen en zijde toont om te laten zien, dat Hij het werkelijk is.
Het evangelie van vandaag geeft ons nog een heel duidelijk voorbeeld van het feit, dat de apostelen geen naïeve zweverige dwepers waren. Tomas gelooft het zelfs niet, als zijn collega apostelen hem vertellen, dat de Heer verschenen is. Pas als ik Hem zie en voel, zal ik geloven. Gelukkig maar, dat degene die getuigen moesten zijn van de wonderbaarlijke verrijzenis van de Heer geen goedgelovige zweverige figuren waren bij wie de wens de vader van de gedachte was. Ze stonden met beide benen op de grond en waren geneigd in eerste instantie te zeggen: maak dat de kat maar wijs. Omdat Tomas zo was, zo reëel, net zo reëel als wij, maakt dat zijn getuigenis naderhand des te waardevoller. Als Hij dan uitroept: “Mijn Heer en mijn God!”, is dat niet iets wat in zijn hoofd ontstaan is, een interpretatie achteraf, maar een werkelijkheid die zich onweerstaanbaar aan hem opdringt, waar hij niet omheen kan. Zo tekent de heilige Schrift de getuigen van de verrijzenis.
Gelukkig maar dat ze zo zijn: want als wij zalig moeten worden door te geloven en niet door zelf te zien, dan moet ons geloof kunnen steunen op betrouwbare getuigen, die wel gezien hebben wat ze niet konden geloven. De verrijzenis van Christus is het centrum van ons geloof. Als Christus niet werkelijk is verrezen, met lichaam en ziel, dan is ons geloof waardeloos, zegt Paulus, houd dan maar op christen te zijn. Waar maken we ons dan nog druk over. Maar zo is het niet: Christus is werkelijk verrezen en al wie in Hem gelooft zal met Hem de dood overwinnen en verrijzen tot onvergankelijk leven.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie
Illustratie: De ongelovige Thomas door Leenderrt van der Cooghen (1632 - 1681), Catharijneconvent Utrecht