Kerk en synagoge: ‘Plaats van samenkomst rondom het Woord van God’

Geplaatst op: 13-01-2021
Alt Text

Dag van het Jodendom 2021

Kerken en synagogen zijn plaatsen van samenkomst rond het Woord van God. Die bijzondere plekken in het christendom en het jodendom staan op zondag 17 januari 2021 centraal tijdens de jaarlijkse Dag van het Jodendom. De bedoeling was om op die dag de synagoge in Maastricht te bezoeken en vervolgens de Sint- Servaasbasiliek in Maastricht. Door de coronamaatregelen is het niet mogelijk om dit te doen. In plaats daarvan vindt u hieronder de tekst van de voordracht die op Dag van het Jodenom 2021 zou zijn gehouden. Bovendien ligt het thema van dit jaar (Plaats van samenkomst rond het Woord van God) dicht bij die van de derde zondag van het kerkelijk jaar (24 januari), die door paus Franciscus uitgeroepen tot de zondag van het Woord van God.

Download volledige tekst als PDF

Vooraf:

De voorlezing van Gods Woord  in de periode van het herstel na de ballingschap in de open lucht in Jeruzalem

Neh. 8, 1-4a.5-6.8-10

In die dagen bracht de priester Ezra, het boek van de wet voor de vergadering van mannen en vrouwen en van allen die de voorlezing konden volgen. Het was de eerste dag van de zevende maand. Vanaf de dageraad tot de middag las Ezra voor uit het boek op het plein voor de Waterpoort ten aanhoren van mannen en vrouwen en van allen die het konden volgen. Het volk luisterde aandachtig naar de voorlezing van het wetboek. Ezra, de schriftgeleerde, ging op een houten verhoog staan dat voor die gelegenheid opgeslagen was. Ten aanschouwen van heel het volk, hij stak immers boven allen uit, opende Ezra het boek. Op dat ogenblik gingen allen staan. Ezra prees de heer, de grote God, en heel het volk antwoordde: „Amen, amen!“ De Levieten staken hun handen omhoog, zij bogen het hoofd en zij aanbaden de Heer met het gezicht tegen de grond. Zij lazen uit het boek van Gods wet, legden het uit en verklaarden de betekenis, zodat allen de lezing verstonden. Vervolgens zeiden Nehemia, de landvoogd, Ezra de priester en schriftgeleerde, en de Levieten die de uitleg gaven tot heel het volk: „Deze dag is aan de Heer, uw God, gewijd. Gij moogt dus niet treurig zijn en niet wenen“. Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de wet hoorde. En ze zeiden hun: „Komt, gaat lekker eten en drinkt er zoete wijn bij en deelt ervan mee aan wie niets heeft, want deze dag is aan onze Heer gewijd. Weest niet bedroefd, maar de vreugde die de Heer u schenkt zij uw kracht.“

 

De synagoge als plaats van samenkomst rondom het Woord Gods in het jodendom   

- met enkele overeenkomsten en verschillen tussen jodendom en christendom

 

Tot het jaar 70 had de joodse eredienst plaats in drie centra: de tempel, de synagoge en thuis. De synagoge is waarschijnlijk ontstaan na de verwoesting van de teerste tempel in de tijd van de ballingschap in Babylon. De synagoge is een gemeenschapsruimte waar de Tora (5 boeken Mozes) en de Profeten bestudeerd worden, en ontwikkelt zich tot het geestelijk centrum van het jodendom. Later wordt het ook het huis van gebed, dat tot dan toe ook de tempel was.. Na de verwoesting van de Tweede Tempel in het jaar 70 door de Romeinen, blijft alleen de eredienst in de synagoge over. Nu God niet meer met offers van dieren kan worden geëerd, gebeurt dit met de offers van de lippen Er waren geen bedevaarten meer mogelijk naar Jeruzalem en het Pesach (paas)feest werd voortaan thuis in familiekring gevierd.

De synagoge zoals die zich door de eeuwen heen ontwikkeld heeft kan heel eenvoudig zijn. Wat nodig is, is een grote ruimte met de vereiste zitplaatsen apart voor mannen en vrouwen in de orthodoxe synagoge. In het midden staat een grote tafel waarop de geopende boekrol wordt gelegd en voorgelezen. En op de plaats waar in de katholieke kerken meestal centraal het tabernakel staat in de absis, staat een kast waarin de Torarollen zijn opgeborgen, een groot ‘tabernakel’ waarin de heilige boeken worden bewaard. Deze kast heet ‘aron hakodesj’, ‘heilige ark’; niet te verwarren met de ‘ark’ van Noach. Grote synagogen hebben, als bijruimten, lokalen waar geleerd wordt: samen lezen en bestuderen van gedeeltes uit de Tor. In die ruimte kan ook waar gebeden worden. Dat gebeurt altijd in de richting van Jeruzalem, de stad van het verloren heiligdom, de Tempel.

De synagoge is ook het huis van de gemeenschap, waar de besnijdenis, de eerste oproep van de 13-jarige tot het voorlezen uit de Tora (enigszins te vergelijken met het vormsel), en de huwelijkssluiting, worden gehouden, maar ook de ondersteuning van de armen en vreemdelingen plaatsvindt.

Bij het bidden gaat het vooral om de innerlijke aandacht. Daarom dienen de gebeden rustig en met pauzes uitgesproken te worden en de teksten tevoren overwogen worden.

Bij de eredienst in de synagoge moeten minstens 10 mannen aanwezig zijn, vanaf 13 jaar. In liberale synagogen kunnen dit ook vrouwen zijn. Als dat getal niet gehaald wordt, is het geen gemeenschapsviering, maar een privé bijeenkomst en mogen sommige gebeden ook niet gezegd worden. Er is dan geen voorlezing uit de Torarol, maar uit een eenvoudig boek, zonder verder enige plechtigheid. De gemeenschappelijke gebeden worden in de wij-vorm uitgesproken en instemming van de gemeenschap wordt gegeven door korte beden (acclamaties) en het ‘amen’. Deze korte beden en het ‘amen’ hebben wij als katholieken overgenomen tijdens de eucharistieviering, zoals bv. na de lezing: „Wij danken God“. Verder het ‘Heilig heilig’ na de prefatie en de acclamatie na de consecratie van het mysterie van het geloof. Verder na het ‘Onze Vader’: „Want van u is het koninkrijk“ en natuurlijk ook het ‘amen’ na gebeden door de priester en op het einde van het eucharistisch gebed.

 

Opbouw van de dienst in de synagoge

De viering sabbat in de synagoge bestaat uit drie delen: een aantal gebeden, dan lezingen uit de Tenach, de Hebreeuwse Bijbel, daarna opnieuw een aantal gebeden.

Na de eerste serie gebeden volgt  als eerste en belangrijkste lezing de lezing uit de Tora, de eerste vijf boeken van de Tenach. Voor die lezing worden leden volwassen leden van de gemeenschap opgeroepen, die ieder een deel van de tekst van die dag reciteren. De lezing van Tora en de haftara wordt voorafgegaan door stil, persoonlijk gebed en door enkele psalmen.

De katholieke woorddienst vertoont veel overeenkomsten met de joodse met dit verschil, dat katholieken beginnen met een lezing uit de Profeten die verbonden is met het evangelie, dan de psalm die aansluit op de eerste lezing, het alleluia-vers, gevolgd door het evangelie. Bij katholieken wordt de belangrijkste lezing dus bewaard tot het laatste en niet als eerste gelezen zoals in het jodendom. In tegenstelling tot het jodendom is het juist de ambtsdrager, de diaken of priester, die voorleest. Op zondagen wordt de evangelielezing met kaarsen en wierook begeleid.

 

De gebeden

Zoals gezegd begint en eindigt de dienst in de synagoge met gebeden. Die gebeden variëren naar gelang de dag waarop de dienst gehouden wordt: sabbat of een werkdag, feestdagen enz. We beschrijven hier een ‘gewone’ viering op sabbatmorgen, waarop geen feest valt.

Na een openingszegen volgt een aantal gebeden gezongen door de voorzanger, de chazan: het is een lange reeks van zegeningen, onderbroken door het ‘Heilig, heilig, heilig, Heer God’ dat wij bidden of zingen na de prefatie.

Hierop volgt het Sjema Jisraël, de joodse ‘geloofsbelijdenis’, die kleine kinderen al van jongs af aan leren bidden. Deze bestaat uit de volgende teksten:

Deut. 6, 4-9: „Luister Israël, de Heer is onze God. de Heer is één! Gij moet de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten. De geboden die ik u heden voorschrijf, moet ge in uw hart prenten. Ge moet er met uw kinderen telkens opnieuw over spreken, wanneer ge thuis zijt en onderweg, als ge slapen gaat en opstaat. Bind ze als een teken op uw hand en als een band op uw voorhoofd. Grif ze in de deurposten van uw huis en op de poorten van uw stad “.

 

Deut. 11, 13-21: „Als gij metterdaad gehoor geeft aan de geboden die ik u heden geef, als gij de Heer bemint en vereert met heel uw hart en heel uw ziel, dan zal ik uw land op tijd regen schenken, herfstregen en voorjaarsregen, zodat gij er koren, most en olie kunt oogsten en in het vrije veld zal ik groen gewas voor uw vee laten groeien. Ge zult er volop te eten hebben. Zorg ervoor, dat ge uw hart niet laat verleiden, zodat ge afdwaalt, andere goden vereert en u voor hen neerbuigt, want dan zal de Heer tegen u in toorn ontsteken. Hij zal de hemel sluiten zodat er geen regen meer valt; uw grond zal niets opbrengen en ge zult in korte tijd verdwenen zijn uit het heerlijke land dat de Heer u schenkt. Prent dan mijn woorden in uw hart en in uw ziel, bind ze als een teken op uw hand en draag ze als een band op uw voorhoofd. Onderwijs ze aan uw kinderen door er telkens opnieuw met hen over te spreken, wanneer ge thuis zijt of onderweg, wanneer ge slapen gaat of opstaat. Grif ze in de deurposten van uw huis en op de poorten van uw stad. Dan zult gij en uw nakomelingen op de grond die De Heer uw voorvaderen beloofde even lang blijven leven als de hemel boven de aarde staat. “

 

Num. 15, 37-41: „Zegt aan de kinderen van Israël, dat zij en hun nageslacht aan de slippen van hun kleed kwasten moeten bevestigen met een blauwpurperen draad erin. Die kwasten zullen voor u een teken zijn: bij het zien daarvan zult gij alle geboden van De Heer gedenken, gij zult die geboden volbrengen en niet meer de begeerten van uw hart en uw ogen volgen, die gij nu trouweloos naloopt. Zij zullen u helpen eraan te denken al mijn geboden te volbrengen, uw God toegewijd te zijn en te blijven. Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte geleid heeft om uw God te zijn. Ik ben de Heer, uw God. “

 

Na het Sjema wordt een bijzondere vorm van het Achttien-gebed gebeden. Het Sjemonee Esree (Achttiengebed) heet zo omdat het aanvankelijk 18 beden, maar werd later nog met een bede uitgebreid. De naam van 18 is gebleven. Het wordt ook wel hét gebed genoemd en bevat voornamelijk smeekbeden, vol eerbied voor de grootheid van God. Het wordt staande uitgesproken, gericht naar Jeruzalem.

Iedere aanwezige bidt het eerst in stilte, gericht naar Jeruzalem, daarna wordt het hardop gezongen door de chazan. Het aantal beden dat op sabbat wordt gereciteerd is anders dan op weekdagen.

 

Het Achttiengebed [1] is langzaam ontstaan en gegroeid. Delen ervan gaan nog terug tot de tijd van de Tempel. De eerste drie beden zijn zegeningen, één bede is een lofprijzing van God. Vlak vóór de laatste bede wordt de priesterzegen uitgesproken door de kohanim, nakomelingen van het priestergeslacht van Aäron dat diende in de tempel van Jeruzalem.

Na het Achttiengebed vindt de lezing uit Tora en Profeten plaats, onderbroken door gebeden, waaronder het Kaddiesj, dat wordt gezegd na de Tora-lezing.

Na dit middengedeelte volgt opnieuw een serie gebeden en gezangen, die tezamen het moesaf -gebed of ‘toegevoegd gebed’ worden genoemd. Dit bestaat opnieuw het Achttiengebed zoals dat op sabbat wordt gebeden en uit andere teksten, o.a. teksten die verwijzen naar de offerdienst in de tempel.

 

De lezing uit de Tora

De Toralezing is het hoogtepunt van de dienst in de synagoge en volgens overlevering door Mozes aangewezen wat betreft de feesten en op sabbat. De oudste berichtgeving over het voorlezen van Tora vinden we in het boek Nehemia 8, 1-12.18. U vindt deze op de eerste pagina van deze toelichting. In de katholieke liturgie wordt deze perikoop in het C-jaar als eerste lezing gelezen op de derde zondag, waarop Jezus in de synagoge van Nazareth opstaat om voor te lezen uit de Profeet Jesaja.

De voorlezing van de Tora moet volgens de rabbijnen gebeuren vanaf een perkamenten rol, die de vijf boeken van Mozes bevat en volgens bepaalde regels is geschreven. Uit eerbied voor het Woord van God zijn deze ontstaan. Zoals in de katholieke kerk de ciborie in het tabernakel met een bewerkt kleed van mooie stof wordt afgedekt, zo gebeurt ditzelfde met de Torarollen, die in de grote kast (tabernakel) bewaard worden. Vroeger waren de rollen kleiner. Nu zijn ze vaak een meter hoog. De boekrollen zijn in kleurrijke doeken gewikkeld met kleine klokjes beneden. De voorlezing vindt plaats achter de tafel (biema of teba), die de centrale plaats heeft in de synagoge, zoals in de katholieke kerk het altaar, op een kleine verhoging.

In het orthodoxe en conservatieve jodenom wordt de hele Tora in één jaar gelezen. In het liberale jodendom is de voorlezing uit de Tora over drie jaren verdeeld, zoals katholieken sinds Vaticanum II ook een driejarige cyclus kennen van de drie evangelies: Matheus (A), Marcus (B) en Lucas (C). Beide lezingen – de eenjarige en de driejarige – gaan terug op eeuwenoude tradities. Om een voorbeeld te geven van die verschillende leeswijzen: in een orthodoxe synagoge wordt de Toralezing van Genesis 1,1-6,8, elk jaar in haar geheel gelezen wordt, in de liberale sjoel wordt ze als volgt verdeeld en wordt in jaar A Genesis 1,1-2,25 gelezen, in jaar B Genesis 3,1-4,18 en in jaar C Genesis 4,19-6,8.

De voorlezing in de synagoge kan door iedere volwassen jood (vanaf 13 jaar) worden gehouden. De voorlezer wordt uitgenodigd door de voorzitter (president) van de synagoge. Vóór en na de lezing wordt een zegenbede uitgesproken, zoals in de katholieke kerk vóór het evangelie door de diaken of priester en ook Ezra dit doet in het boek Nehemia 8, 4-5.

De Torarol wordt plechtig uit de Heilige Ark (tabernakel, kast) gehaald en omhoog geheven naar de voorleestafel gedragen. Ondertussen kunnen de mensen de boekrol uit eerbied kussen. Ook het ont- en omhullen gebeurt plechtig. Na de lezing wordt de Torarol omhoog geheven naar de vier windrichtingen en getoond aan de gelovigen; vergelijk de zegening met de monstrans in de katholieke kerk of de opheffing en zegening met het evangelieboek in de byzantijnse en katholieke liturgie na de voorlezing ervan.

Na de lezing uit de Tora volgt de lezing uit de Profeten (haftara). Een echte vaste cyclus van de profetenlezing heeft nooit bestaan. Als principe wordt voorgesteld een lezing te kiezen, die een zekere overeenkomst met de Toralezing heeft.

Dit principe is na het Tweede Vaticaans Concilie ook door de katholieke kerk overgenomen. Er is altijd een relatie, die verschillend kan zijn tussen het evangelie en de eerste lezing. Er zijn rollen met de tekst van alle Profeten en ook rollen van iedere Profeet afzonderlijk. Tegenwoordig wordt de profetenlezing vaak uit een boek voorgelezen. Vóór en na de lezing wordt door de lezer een gebed gebeden.

 

De preek in de synagoge

Het Woord wordt in de synagoge niet alleen voorgelezen, het wordt ook verklaard en onderwezen. Jezus doet dat in de synagoge van Nazareth, nadat Hij uit de profeet Jesaja de tekst heeft voorgelezen over de Messias (Luc. 4, 16-22), wanneer Hij verklaart dat dit Schriftwoord thans in vervulling is gegaan. Na aanvankelijke instemming wordt Hij vervolgens uit de synagoge verdreven. Paulus en andere apostelen maakten er gebruik van op hun missiereizen om Christus te verkondigen en te verwijzen naar teksten, die op Hem van toepassing waren. De bedoeling was de eenvoudige gelovigen te onderrichten in de Wet van Mozes. De prediking in de synagoge heeft haar oorsprong in de vierde eeuw vóór Christus. In de eerste eeuw na Christus was ze tot een algemene gewoonte uitgegroeid, zoals ze nu in de katholieke kerk ook verplicht is op zon- en feestdagen. In de synagoge wordt de preek tegenwoordig alleen op vrijdagavond gehouden tijdens een dienst waarin geen lezing uit de vijf boeken van Mozes (Tora) plaatsvindt. Wel biedt de synagogen op sabbat vaak de mogelijkheid tot gezamenlijk leren (‘lernen’), maar dit staat los van de dienst zelf.

 

Raakpunten tussen de Joodse woorddienst en de christelijke dienst van het Woord

Uit de Handelingen van de apostelen weten we dat de eerste christenen in het begin in Jeruzalem de Tempel en de synagoge bezoeken. Alleen voor de eucharistieviering kwam men samen in een of ander huis. Ook Paulus bleef op zijn missiereizen de synagogen bezoeken. Zoals we gezien hebben zijn er heel wat overeenkomsten tussen de dienst van het Woord in de kerk en de synagogedienst. Jodendom en christendom hebben heel wat gemeenschappelijk, zoals de lezingen en de gebeden vóór en na de lezingen. Jezus nam drie gebeden over uit het Kaddiesj-gebed in het ‘Onze Vader’.

Het bidden van de voorbede, die begint met het uitspreken van een bede door de voorganger en het antwoord daarop door het volk is zowel in de joodse als christelijke traditie te vinden. Het feit dat de lezingendienst aanvankelijk gevolgd werd door voorbeden) in alle christelijke liturgieën c.q. het Sjemonee Esree in de joodse liturgie is punt van overeenkomst.

In de eigenlijke woorddienst hebben zowel het jodendom als het christendom in het begin een doorlopende lezing uit de Bijbel gekend. Sinds 1970 is in de Rooms-katholieke kerk de eenjarige cyclus van evangelies en eerste lezingen weer vervangen door een doorlopende driejarige cyclus. In het jodendom werd naar gelang de traditie een eenjarige of driejarige cyclus van Tora-lezingen gevolgd.  

Nu in de katholieke kerken er ook weer een aparte kleine lezenaar is voor de voorlezingen van het Woord Gods, is er soms ook al een vaste blijvende lezenaar waar de Heilige Schrift op ligt of het evangelieboek met het evangelie van de laatste zondag opengeslagen. Een andere mogelijkheid zou zijn om de opengeslagen Bijbel of het evangelieboek in een van de zijkapellen een plaats te geven of een apart heiligdom van het Woord Gods in te richten. Waarbij uiteraard ook dat deel van de Bijbel dat joden en christenen gemeen hebben en wat wij het Oude of Eerste Testament de volle aandacht krijgt.

Resonansgroep Jodendom-Katholieke Kerk in Limburg

 

Ter afsluiting

Jezus leest voor uit de profeet Jesaja en past de woorden over de Messias toe op Hemzelf

Luc. 1, 1-4; 4, 14-21

Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaats gevonden, aan de hand van de gegevens welke ons werden over overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in dienst van het Woord zijn getreden. Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot - na van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht - voor u een ordelijk verslag te schrijven, met de bedoeling u te doen zien hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt. In die tijd keerde Jezus in de kracht van de Geest uit de woestijn terug naar Galilea en men sprak over Hem in heel de streek.

Hij trad nu op als leraar in hun synagogen en werd algemeen geprezen. Zo kwam Hij ook in Nazareth, waar Hij was grootgebracht. Hij ging volgens Zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven stond: „De Geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien: om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer “. Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. In de synagoge waren aller ogen gespannen op Hem gevestigd. Toen begon Hij hen toe te spreken: „Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan. “

 

Download volledige tekst als PDF

 

[1] Zie voor een inleiding op dit gebed D.J. van der Sluis e.a., Elke morgen nieuw. Inleiding tot de Joodse gedachtewereld aan de hand van een van de centrale Joodse gebeden, Sjemonee esree of Achttiengebed. B. Folkertsma Stichting voor Talmudica, 1978;