Johannes de Robiano
11e Bisschop van Roermond: 1746 - 1769
Geboren: 1698 Brussel
Bisschopswijding: 1746 Keulen
Gestorven: 1769 Roermond
Begraven: 1769 Roermond
Voordien: pastoor te Leefdael en kanunnik kathedraal-kapittel Mechelen
Nadien: n.v.t.
Wapenspreuk: Sicut lilium (Zoals een lelie)
Na zijn ontslagname verbleef bisschop van Werbrouck nog enige maanden in het Roermondse, in welke periode hij op het verzoek van het kathedraal kapittel tweemaal het bestuur van het diocees sede vacante op zich nam. Uiteindelijk vertrok hij in mei 1746 naar zijn nieuwe bisschopszetel in Antwerpen. Twintig maanden later, op de vooravond van Kerstmis, overleed hij daar op 56 jarige leeftijd, geveld door een beroerte.
Ondanks zijn korte bestuursperiode in zowel Roermond als Antwerpen was hij geliefd bij de gelovigen zoals blijkt uit de woorden van de geschiedschrijver:"Het gemis van eene lijkrede op het graf van dezen man werd vergoed door de zuchten en tranen van de geestelijkheid en het volk, die het verlies van deze goeden kerkvoogd beweenden." Naar bleek was tegelijk met de overplaatsing van Van Werbrouck naar Antwerpen besloten wie de nieuwe bisschop van Roermond zou worden. Alras bleek de keus van de regering in deze gevallen te zijn op Joannes de Robiano.
De stam van de Robiano's familieboom stond, zoals de naam reeds doet vermoeden in zuidelijke bodem. In Italië om precies te zijn. Vanuit Milaan kwamen zijn voorouders naar het noorden waar zij bekendheid kregen als een gezien, adellijk geslacht. De meesten dezer familieleden bekleedden in de Nederlanden belangrijke staatsambten, hetgeen Joannes de Robiano in het geheel niet ambieerde. Desondanks werd hij uiteindelijk beroepen tot de bisschoppelijke waardigheid. Een korte levensbeschrijving zal duidelijk maken waarom.
De toekomstige bisschop Joannes Antonius de Robiano zag te Brussel op 19 augustus 1698 het levenslicht. Zijn universitaire studies verrichtte hij aan de Leuvense universiteit, waarna hij achtereenvolgens pastoor werd te Leuven, Itterbeek en Leefdaal. In 1732 verwierf hij het licentiaat in de godgeleerdheid. De kwaliteiten die de Robiano in de verschillende functies die hij vervulde ten toon spreidde waren van een dusdanig gehalte dat vrienden en oversten meenden dat hij uitermate geschikt zou zijn om de bisschoppelijke waardigheid te bekleden. In 1742 droeg de aartsbisschop van Mechelen hem dan ook voor als opvolger van de bisschop van Brugge; de bisschop van Ieperen en het domkapittel van Gent wezen hem aan voor het bisdom Antwerpen. Hij weigerde echter deze benoemingen te aanvaarden, daar hij een bescheiden en eenvoudig priester was zonder de minste eerzucht en dat klaarblijkelijk ook wilde blijven. De kroniekschrijver: " In 1774 werd hem nogmaals de zetel van Antwerpen aangeboden, maar de Robiano weigerde steeds uit nederigheid."
Een jaar later echter benoemde keizerin Maria Theresia hem, op voordracht ener meerderheid van Belgische bisschoppen tot bisschop van Roermond. Ook ditmaal verzette hij zich tegen die benoeming, maar toen de paus de bevestigingsbrieven buiten verwachting spoedig gezonden had, onderwierp de Robiano zich aan diens beslissing.
Ten gevolge van de Oostenrijkse Successie oorlog en de daarmee gepaard gaande troebelen in de Zuidelijke Nederlanden was het onmogelijk de nieuw benoemde bisschop in die streken de bisschopswijding toe te dienen. Derhalve vertrok de Robiano enige tijd later naar Keulen, waar hij door de pauselijke nuntius tot bisschop werd gewijd. Hij reisde daarna direct door naar Roermond waar hij na een feestelijke intrede in de stad, bezit nam van de Roermondse bisschopszetel.
Wars van uiterlijk praalvertoon bracht bisschop de Robiano dra veranderingen aan in het gebruikelijke ceremonieel dat hem tijdens de visitatiereizen ten deel viel. Uit een brief aan de dekens blijkt dat hij tijdens deze reizen zijn aandacht strikt op zakelijke aangelegenheden concentreren wilde. In de 23 jaren dat hij het bisdom bestuurde hield hij zich strikt hieraan tijdens de vele reizen die hem naar alle delen van het Roermondse diocees voerden. Het bezoek aan de parochies beschouwde de Robiano als een der voornaamste plichten van een bisschop. Hij vernieuwde enkele decreten die zijn voorganger van Werbrouck had uitgevaardigd, waaronder het decreet dat geestelijken verbood herbergen te betreden en een decreet tegen de misbruiken zoals die in het bedevaartoord Kevelaer plaats vonden.
Ondanks de lange bestuursperiode van bisschop de Robiano valt er niet meer te vermelden als bovenstaand is verhaald. De kroniekschrijver geeft daarvoor de reden aan: "Het bestuur van bisschop de Robiano viel grotendeels samen met de zachte regering der alom geachte keizerin Maria Theresia, en werd door geene buitengewone lotgevallen gekenmerkt."
Tijdens een van zijn visitatiereizen, hij verbleef te Weert, werd de bisschop ziek. Uitgeput van vermoeienis en geteisterd door een hevige koorts keerde hij terug naar Roermond. Reeds de volgende dag werden hem de heilige Sacramenten der stervenden toegediend. Enige tijd later overleed hij in de ouderdom van 72 jaren. Na een plechtige requiemmis vond hij in de Roermondse kathedraal zijn laatste rustplaats.