Social Media

Josephus Drehmanns

Geplaatst op: 21-12-2024

17e Bisschop van Roermond: 1900 - 1913
Geboren: 1843 Roermond
Bisschopswijding: 1899 Roermond     
Gestorven: 1913 Roermond
Begraven: 1913 Roermond
Voordien: bisschop-coadjutor van bisschop Boermans
Nadien: n.v.t.
Wapenspreuk: Cum Christo laboro (Ik arbeid met Christus)

 

'Cum Christo Laboro' luidde de wapenspreuk van mgr. Drehmanns, de opvolger van de overleden mgr. Boermans. "Ik arbeid met Christus" was zijn intentieverklaring bij de aanvaarding van het bisschopsambt; een streven dat hij reeds gedurende zijn hele priesterleven had trachten te vervullen. De resultaten daarvan, voor zover die zichtbaar waren, maakten Drehmans blijkens de archiefstukken tot een bij velen bemind man.

Speciaal de Roermondenaren koesterden een bijzondere genegenheid voor de bisschop omdat hij een geboortige stadgenoot was. Zo groot was het enthousiasme bij de bisschopsbenoeming dat een journalist jubelend en onterecht schreef: "Ziedaar de eerste zoon van Roermond, die in zijne vaderstad den Bisschopszetel zal bestijgen."

Wel terecht stelde hij de geboortedatum van Jozef Drehmans op 16 april 1843. Dan vervolgt hij: " Zijne vrome ouders voedden den jeugdigen Jozef op in de godsvrucht en de vreeze des Heeren. De jonge Drehmans bezocht na de klassen der lageren school doorlopen te hebben, het bisschoppelijk college. De godsdienstige school voltooide het werk der huiselijke opvoeding en bewaarde gezond en frisch de door Gods hand gelegde en door de ouderlijke vroomheid verzorgde kiem waaruit onder de koesterende stralen van Gods genadezon de schoone bloem der priesterlijke roeping weldra zou ontluiken en opbloeien..."

Zijn roeping volgend voltooide hij de filosofiestudie aan het seminarie Rolduc en de studie theologie aan het Roermondse groot seminarie. Reeds op 22 jarige leeftijd werd hij geschikt en waardig bevonden om de priesterwijding te ontvangen welk sacrament hem op 17 maart 1866 door mgr. Paredis werd toegediend. De jeugdige priester wenste aanvankelijk het voorbeeld van verscheidene Limburgse geestelijken in die dagen te volgen en zich in het bisdom Luik aan de zielzorg te wijden. Benoemd tot kapelaan in Maaseik kwam hij echter terug op deze beslissing, zodat hij voor het Roermondse diocees behouden bleef. Zijn geestelijke gaven stelde hij in de eerste twee decennia na zijn wijding voornamelijk ten dienste van de jeugd als leraar van het bisschoppelijk college te Weert. Bovendien wist Drehmans "bij de drukke bezigheden van het professoraat nog tijd te vinden om eene Latijnsche en Hoogduitsche spraakkunst te vervaardigen; wat evenwel nog het meest verwondering baart, is dat de werkzame en schrandere priester ondanks al die inspannenden arbeid nog genoeg energie bezat om zich toe te leggen op de gewijde wetenschap en zich in de studie der H. Schrift te verdiepen."

Deze jaren in Weert zouden een werkzame voorbereiding blijken te zijn voor een tweede periode in professor Drehmans leven: zijn professoraat aan het Roermondse groot seminarie. Hier doceerde hij aan de toekomstige priesters de verklaring van de heilige Schrift. Als hoogleraar werkte hij tevens mee aan de verklaring van de bijbel, welke taak de professoren van de Nederlandse seminaries op zich genomen hadden. Met zijn vertaling van de het boek der psalmen en de boeken der Machabeen vestigde hij zijn naam in de rijen der katholieke wetenschappers. Kort en bondig heet het in een levensschets van professor Drehmans aan het einde van zijn leraarschap aan het groot seminarie: " In zijn werkkring wist hij in zeldzame mate de hoogachting, de genegenheid en het vertrouwen zijn er leerlingen te winnen en daarom zien de heren seminaristen hem met weemoed uit hun midden vertrekken. Zelfs het ontzag dat hij zijne leerlingen inboezemde verzekerde hem hunne eerbiedige sympathie; het was het vaderlijke ontzag dat noch afstoot noch afschrikt. Voor velen was hij een raadsman en gids."

De toenmalige bisschop mgr. Boermans, die de priesterleraar Drehmans reeds kende uit de tijd dat hij zelf nog deken van Weert was geweest en die hem ook naar het groot seminarie had gehaald, raakte op een leeftijd dat hij een helper in zijn bisschoppelijke bediening nodig achtte. Het verwonderde dan ook niemand, dat toen hij Rome om een coadjutor vroeg, professor Drehmans naam als eerste op de kandidatenlijst prijkte.
In een krantenartikel uit de tijd heet het: "In mei 1899 benoemde mgr. Boermans hem tot kanunnik van het kathedrale kapittel. En reeds de volgende maand kwam uit Rome de tijding, dat het Z.H. paus Leo XIII had behaagd, den hoogeerw. Hooggel. Heer J.H. Drehmanns te benoemen tot titulair bisschop van Facusa, coadjutor met recht van opvolging van Roermonds hoogbejaarden bisschop mgr. Boermans."

Nauwelijks een half jaar na Drehmans plechtige consecratie als bisschop, stierf zijn mentor en voorganger. Twee dagen later werd mgr. Drehmans op 5 februari 1900 in de kathedraal als bisschop van Roermond geïntroniseerd.

Meer nog dan onder mgr. Boermans beleefde Limburg onder mgr. Drehmanns een tijd van verandering. Vooral ten gevolge van de in vol bedrijf komende mijnen vond er een economische omwenteling plaats, waardoor Zuid Limburg langzaam maar zeker overging van een landbouw naar een industriegebied. Ook in de andere bisdommen vond er in deze zin een wijziging plaats, maar nergens was deze zo merkbaar als in het Limburgse.

Mgr. Drehmans sloot bij deze veranderingen de ogen niet, integendeel. De Tijd zou later schrijven: "Het mag als een bijzondere beschikking der Voorzienigheid worden aangemerkt, dat in deze tijden, nu door de ontginning der mijnstreken het zuidelijke deel van ons vaderland zulk een geweldige verandering onderging met zoo verstrekkende gevolgen, juist een man met zoo helderen geest, diepgaanden en vooruitzienden blik als mgr. Drehmanns het Limburgsche bisdom bestuurde. Want hij was een man van zijn tijd, die ondanks zijn hooge jaren, met het getij de bakens verzette en de eeuwige beginselen wist aan te passen aan de sterk veranderde omstandigheden".

Mgr. Drehmanns was bij uitstek de man van het katholieke verenigingsleven en de sociale organisaties. De priesters werden gestimuleerd en gevormd tot sociaal werk. De eerste aalmoezeniers van sociaal werk werden benoemd: Souren te Maastricht en dr. Poels in de mijnstreek. Maar niet alleen op sociaal gebied strekte de werkzaamheid van de bisschop zich uit. De bevordering van het katholieke onderwijs lag hem na aan het hart; vele jonge priesters bekwaamden zich aan binnen en buitenlandse hogescholen waardoor het onderwijs aan de colleges op een hoog peil kwam en de colleges een grote bloei kenden. Ook de kerkadministratie werd hervormd, waardoor een grotere mate van uniformiteit en een deugdelijker regeling werd verkregen.

Op 4 augustus 1913, terugkerend van een vormreis naar Tienray, scheen mgr. Drehmanns in de beste welstand maar vermoeid. Hij gaf de wens te kennen de volgende dag wat langer te willen rusten. Toen de bisschop om half negen ‘s morgens nog niet in de huiskapel verscheen, klopten huisgenoten aan zijn slaapvertrek. Zij vonden de bisschop dood op bed.

In een in memoriam vertolkte de volksbanier toen de gevoelens van velen: "Niet enkel het Limburgsche diocees, maar heel de Nederlandsche kerkprovincie treurt om het afsterven van deze edele bisschoppelijke figuur, een man van zijn tijd, die zich kenmerkte door een helderen, scherpzinnigen geest, door een eenvoudige vroomheid en door een nooit rustende vaderlijke zorg voor de geestelijke en lichamelijke nooden zijns volks."