Zondag 24 en maandag 25 december 2023
Zondag 24 december 2023 Kerstavond: Geboorte van de Heer (nachtmis)
1e lezing: Jes.9,1-3.5-6
2e lezing: Tit.2,11-14
Evangelie: Lc.2,1-14
Kerstmis is oud nieuws
Wij worden overspoeld met nieuws. Radio, TV, internet, kranten: wij worden overspoeld met nieuws. Alsof we dat allemaal moeten weten. Maar is dat zo? Morgen… is het meeste al oud nieuws. Over een jaar weten we alleen het belangrijkste nog. Wat we ook onthouden, is wat ons persoonlijk heeft geraakt. Zoals een baan die we toen kregen. Of dat iemand die ons dierbaar was, overleed.
Met kerstmis gaat het ook over nieuws. Oud nieuws. 2000 jaar oud. Welk nieuws? “Heden is u een Redder geboren!” Dat leek toen geen groot nieuws. Een kind in een stal. In armoede. Wie besteedt daar nou aandacht aan? Maar het is wereldnieuws. “Heden is u een Redder geboren, Christus, de Heer.” God is mens geworden. God ligt daar in die stal. Een mensenkind. Maar ook: God! Het is blijvend nieuws.
Dat nieuws van toen brengt ons nu nog samen. Meer dan een miljard mensen vieren het vandaag. En het is persoonlijk nieuws. Hij is gekomen om ons te redden. Ons persoonlijk. Het dagelijks nieuws heeft het over andere dingen: oorlogen, drugshandel, fraudes. Een kind vroeg ooit: “Als God zo goed is, waarom zijn er dan oorlogen?” Het antwoord was: “Jij was net met die en die aan het vechten. Denk je dat God dat goed vond?” Het kind zweeg. Het besefte ineens: dat deed ik zelf. De wereld is vaak een bende. En dat doen wij zelf. Wij beschadigen onszelf en anderen. Het lijkt onuitroeibaar.
Wie kan ons daar van redden? Het antwoord is dat lokale nieuwtje van 2000 jaar geleden, dat wereldnieuws blijft: “Heden is u een Redder geboren, Christus, de Heer.” Waar komt Hij ons van redden? Van het kwaad dat wij doen. Kerstmis een feest: God toont zijn liefde voor zwakke mensen.
Maandag 25 december 2023 – Kerstmis: Geboorte van de Heer (dagmis)
1e lezing: Jes.52,7-10
2e lezing: Heb.1,1-6
evangelie: Joh.1,1-18 of 1-5.9-14
God gaat tot het uiterste
Op het hoogfeest van kerstmis wordt in de dagmis de Johannesproloog voorgelezen. Wie onvoorbereid deze woorden van de evangelist Johannes onder ogen krijgt, heeft waarschijnlijk de neiging om door te bladeren. De woorden gaan over onze hoofden heen. We begrijpen ze niet. Maar wie zich de moeite getroost om deze woorden van Johannes te overwegen, wordt geraakt door de verwoording van de menswording Gods.
Het zijn woorden die we als het ware eerst moeten kauwen en herkauwen. Dan blijkt dat ze niet smakeloos zijn, maar ons vervullen van Gods zoetheid. Niet alleen onze mond maar ook ons hart wordt vervuld van het mysterie van Gods liefde. “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is.” Deze proloog begint bij het Godsgeheim van de Drie-ene God. Op dit geheim kunnen wij niet onze menselijke criteria loslaten. Wij kunnen dit geheim niet ontrafelen. Enkel in nederigheid moeten wij stil worden. De Brief aan de Hebreeën doet een poging het uit te leggen: “Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen.” In het kerstkind komt het goddelijke Licht in de wereld om alle aardse duisternis te verdrijven. En het Licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan. Dat is eigenlijk het menselijke drama.
Mensen verkeren liever in duisternis, dan dat ze zich aan het Licht van Gods liefdevolle barmhartigheid toevertrouwen. Gods Zoon was in de wereld; de wereld was door Hem geworden, en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. Maar toch trekt God zijn hand niet van ons af. God wendt zich niet van ons af. Hij laat zelfs zijn liefde escaleren, zoals ouders aan hun zorgenkind een extra dosis liefde toekennen.
God gaat tot het uiterste. Wat wijzelf niet tot stand brengen door onze hardheid van hart, dat neemt God van ons over. Gods Zoon zal door de kruisdood heen onze zondigheid op zich nemen om ons bij de Vader te brengen door kruis en verrijzenis. De brief aan de Hebreeën legt het uit: “En na de reiniging der zonden te hebben voltrokken heeft Hij zich neergezet ter rechterzijde van de majesteit in den hoge, ver verheven boven de engelen, zoals Hij hen ook overtreft in de waardigheid die zijn deel is geworden.”
De proloog eindigt met een belofte voor hen die willen geloven: “Aan allen echter die Hem wél aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden.” Daarom is het Woord vlees geworden en heeft het onder ons gewoond. “Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeboren van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid.”