Lancelot de Gottignies
6e Bisschop van Roermond: 1672 – 1673
Geboren: 1618 Brussel
Bisschopswijding: 1672 Brussel
Gestorven: 1673 Brussel
Begraven: 1673 Brussel
Voordien: vicaris-generaal koninklijk leger in de Nederlanden
Nadien: n.v.t. (overigens nooit in Roermond geweest!)
Wapenspreuk: Sicut malleus conterens petram (Als een hamer die een rots verbrijzelt)
De benoeming van de opvolger van Mgr. D’Allamont had heel wat voeten in de aarde. Het duurde jaren voordat hij aangewezen werd. Het duurde niet lang of het pontificaat van de nieuwe bisschop was al weer ten einde…
Nadat bisschop D'Allamont afstand had gedaan van de Roermondse bisschopszetel, koos het kapittel wederom Jacobus van Oeveren tot vicarius capitularis. Deze tweede maal zou van Oeveren de functie zes jaren lang vervullen. In deze tijd verleende hij aan de dekens van het bisdom verschillende bevoegdheden en voorrechten.
Op de door het kapittel opgestelde kandidatenlijst voor het Roermondse herdersambt, die aan de Spaanse koning werd voorgelegd, stond onder andere de naam vermeld van Ignatius, baron Schets van Grobbendonck. Deze vernam in de lente van 1667, dat hij door de koning was uitverkoren om bisschop van Roermond te worden. In afwachting van de pauselijke goedkeuring machtigde van Grobbendonck kapittel vicaris van Oeveren het bisdombestuur waar te nemen. Ondertussen liet de toekomstige bisschop een onderzoek instellen naar de toestand van het bisdom. De resultaten van dit onderzoek zouden voor de mogelijke goedkeuring van zijn benoeming aan de paus worden voorgelegd. Voordat de paus van Grobbendoncks benoeming echter effectief zou hebben kunnen maken, bood de Spaanse koning hem de vacante bisschopszetel van Namen aan. Hij aanvaardde deze benoeming onmiddellijk. De hoop de Roermondse bisschopszetel gauw bezet te zien, was dus weer vervlogen.
Het kapittel stelde opnieuw een lijst samen van mogelijke kandidaten. Daarnaast werd hun gevraagd mogelijke kandidaten voor de opengevallen Gentse bisschopszetel aan te wijzen. Juist uit deze laatste voordracht koos de koning, tegen alle verwachting in, de nieuwe bisschop van Roermond: Lancelot de Gottignies.
De vicaris capitularis Jacobus van Oeveren, die zelf hoop had kunnen koesteren tot bisschop van Roermond benoemd te worden, schreef hem, onmiddellijk nadat hij vernomen had van Gottignies' benoeming, een brief waarin hij hem uit de grond van zijn hart geluk wenste met deze onderscheiding en wenste dat de goede God zijn zegen over Gottignies nieuwe werkkring zou uitstorten. Tevens sprak van Oeveren de hoop uit, dat de nieuwe bisschop spoedig in het midden van zijn kudde zou verschijnen. Naar zou blijken een ijdele hoop.
Brusselenaar van geboorte (1628) ontving Lancelot de Gottignies op 16 jarige leeftijd in 1634 de kerkelijke kruinschering, de ceremonie, waardoor hij bevoegd werd om tot geestelijke ambten te worden benoemd. Reeds een jaar later volgde zijn benoeming tot kanunnik van de St. Servaas te Maastricht. Het jaar daaropvolgend benoemde men hem tot kanunnik van St. Gudula te Brussel en vervolgens tot vicaris generaal van het koninklijk leger in Nederland, waar hij 'de militairen in den godsdienst onderrichtte en in hunne ziekten trouw bijstond'.
Zijn benoeming tot bisschop van Roermond tenslotte had hij ongetwijfeld mede te danken aan zijn broer, Jean Baptist de Gottignies, die in zijn functie als secretaris van de geheime staatsraad van de koning enige invloed kon doen gelden.
Op 3 oktober 1672 nam de Gottignies bezit van het Roermondse bisdom door tussenkomst van deken van Oeveren, die de vergaderde kanunniken de benoemings en bevestigingsbrieven van de nieuwe bisschop aanbood, alsmede het bewijs van machtiging om in de Gottignies' plaats het bisdom te aanvaarden. De gevolmachtigde werd vervolgens in het bezit van de kathedraal en van een koorstoel in het kapittel gesteld, waarna de benoemingsbrieven van de koning en de akte van bevestiging van de paus evenals het koninklijk placet in het openbaar werden voorgelezen. Tenslotte legde van Oeveren als gevolmachtigde de eed van trouw af aan het bisdom.
De Gottignies zelf ontving twee weken later te Brussel de bisschopswijding uit handen van de aartsbisschop van Mechelen. Persoonlijk heeft hij nooit bezit kunnen nemen van de Roermondse bisschopszetel: zonder ooit een voet in zijn diocees te hebben gezet, overleed hij op 25 augustus 1673 te Brussel, waar hij werd bijgezet in de kerk van Onze Lieve Vrouw ter kapel, in de grafkelder van zijn familie.