Martelaren van Roermond
In 1572 veroverde Willem van Oranje tijdens de tachtigjarige oorlog de stad Roermond op de Spanjaarden. Zijn troepen sloegen aan het muiten, waarbij ze het vooral voorzien hadden op katholieke kerken en kloosters. Kloosterlingen werden met geweld gedwongen om geld, goud en goederen af te geven. Vooral de kartuizers moesten het ontgelden. Omdat er geen geld aanwezig was werden twaalf monniken en de secretaris van de toenmalige bisschop, die juist naar het klooster gevlucht was omdat hij dacht daar veilig te zijn, op brute wijze vermoord.
De moord op de Roermondse kartuizers maakte in heel Europa diepe indruk. Op latere afbeeldingen zijn de wreedheden het leger van Willem van Oranje op zeer plastische wijze weergegeven. In de kruisgang hangen enkele replica’s van schilderijen waarbij het bloed letterlijk tot aan het plafond spuit. In tegenstelling tot de martelaren van Gorcum, die eveneens in 1572 werden vermoord, zijn de ‘martelaren’ van Roermond nooit zalig of heiligverklaard. De reden daarvoor is dat kartuizers vanuit hun spiritualiteit kiezen voor een sober en teruggetrokken bestaan en geen heiligverklaringsprocessen willen. Om die reden is ook Dionysius nooit zalig of heiligverklaard.
De vermoorde kartuizers werden begraven onder het priesterkoor van de kerk. In 1640 werd hun gebeente, met toestemming van de bisschop, opgegraven en in een grote kist in de sacristie geplaatst. Toen de opheffing van het klooster dreigde werd deze kist toevertrouwd aan de familie Cloquet uit Roermond. Pastoor Cloquet bracht de kist naar de kerk in Swalmen. Na 1934 zorgde Professor Verheggen van het grootseminarie dat het gebeente in de reliekenkasten in de lambrisering van de kerk werd geplaatst. In 2022 is de 450e verjaardag van de moord op kartuizers met een expositie herdacht.