Social Media

Van Witte Donderdag tot Pasen

Geplaatst op: 21-11-2024

De dagen van Witte Donderdag tot en met Paaszaterdag worden het Triduüm Sacrum genoemd: de drie heilige dagen, waarop we het lijden en sterven van Christus gedenken. Deze worden gevolgd door het belangrijkste feest van het jaar: Pasen, het feest van de verrijzenis van Christus. 

 


DONDERDAG 18 APRIL 2019 WITTE DONDERDAG

 

Meer dan een voetwassing

Het Laatste Avondmaal sluit aan bij de liturgische viering van het Joodse Paasfeest. Niet langer gaat het echter om het bloed van een gewoon lam; het Bloed van Jezus doet ons door de dood heengaan naar het beloofde land: het eeuwig leven met God. 

Opvallend is verder, dat de Kerk op deze avond niet gekozen heeft voor een van de teksten van de synoptici (de evangelies van Matteüs, Marcus of Lucas), die het gebeuren van het Laatste Avondmaal hebben overgeleverd. Neen, op deze avond horen wij het gebeuren van de voetwassing, dat bij de evangelist Johannes plaats vindt op hetzelfde moment. Deze keuze heeft een diepe betekenis. De voetwassing wil meer zijn dan louter een vriendendienst. Niet voor niets zegt Jezus tot Petrus: “Als gij u niet door Mij laat wassen kunt gij mijn deelgenoten niet zijn.” De voetwassing bij Johannes wil de diepe betekenis van het Laatste Avondmaal weergeven. Het levensoffer van Jezus, ingesteld als Sacrament, is de wassing die wij moeten ondergaan om deel te krijgen aan zijn leven.

De apostel Johannes en Maria zullen een dag later, in naam van de hele geloofsgemeenschap, onder het kruis stand houden, opdat Jezus aan ons allen door zijn kruisdood de bevrijdende wassing kan verrichten. Het lijden van Jezus ondergaan, er bij blijven en de vruchten van dit lijden aannemen is dan ook de participatio actuosa (actieve deelname) bij uitstek in de viering van de Eucharistie. Wie in de Eucharistie Jezus toelaat en zich door Hem de voeten laat wassen, hij of zij zal daarin de eer aan God brengen die van ons gevraagd wordt en tegelijkertijd de bron vinden om de Heer in zijn liefdesdienst te volgen. Dan zullen wij in navolging van de apostel Paulus vol geloof kunnen uitspreken: “Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.” 

 

VRIJDAG 19 APRIL 2019. GOEDE VRIJDAG 

 

Kwetsbare mens

Het lijden hoort bij ons menszijn. We beginnen ons leven klein en kwetsbaar en we eindigen vaak zwak en door lijden getroffen, wederom kwetsbaar. Gods Zoon is mens geworden, God wilde delen in ons menszijn, werd geboren als een klein en kwetsbaar kind, groeide op tot een volwassen man en deelde ook in onze pijn en smarten. 

Jesaja noemt Hem “Man van smarten, door lijden gerijpt.” Hij heeft zijn goddelijkheid afgelegd en het leven van een slaaf op zich genomen, veracht en vernederd. “Toch waren het onze pijnen die Hij droeg en onze smarten die Hij op zich nam”, zegt de profeet ons. Als je kijkt naar een lijdende mens in de laatste fase van zijn leven, mogen we daarin de Heer zien. In ons lijden zijn we ten diepste met Hem verenigd. De liefde die we aan een lijdende mens geven, is de liefde die we Hem geven: “Alles wat je voor de kleinsten der mijnen hebt gedaan, heb je voor mij gedaan.”

Hij is zo mens geworden dat Hij ook wilde delen in ons lijden en sterven. Hij heeft zichzelf gegeven voor onze verlossing, Hij die zondeloos was heeft de last van onze zonden op zich genomen, Hij heeft zichzelf geofferd voor onze redding. Zijn lijden is niet zinloos. Hij zal als rechtvaardige velen rechtvaardigen en onze misdaden op zich laden. Daarom zal de Vader Hem verheffen, omdat Hij zich voor ons prijsgaf. Hij heeft zijn leven voor ons gegeven.

In de verbondenheid met zijn lijden kunnen we ook zeggen dat ons lijden niet zinloos is. Zijn lijden leidde tot onze verlossing. Ons lijden kan ook waarde hebben voor onszelf of onze omgeving. Soms zie je dat een gebroken gezin weer tot eenheid komt rondom het lijden en sterven van een ouder. Soms zie je dat mensen door hun lijden ertoe komen iemand iets te vergeven en het weer goed te maken, waar het jaren fout zat.

Lijden leert ons aanvaarden, beseffen dat we niet zelf de regie van ons leven in handen hebben. Zoals de auteur van de Hebreeënbrief het uitdrukt: “Hij heeft in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwig heil.” Ook Hij als Gods Zoon heeft aanvaarding, gehoorzaamheid, geleerd. Als wij zijn voorbeeld volgen kunnen wij dit ook leren in de leerschool van het lijden en zal ook ons het eeuwig heil deelachtig worden. Als we in ons lijden ons verbonden weten met de Heer, die zelf het lijden ook aanvaard heeft, mogen we ook in zijn verrijzenis met Hem verbonden zijn en daarin delen, zoals de apostel Paulus ons leert.

 

ZATERDAG 20 APRIL 2019. PAASZATERDAG  

 

Van donker naar licht 

Nadat we de afgelopen dagen Jezus’ lijden en sterven hebben herdacht, gaan we nu over tot de viering van zijn verrijzenis. Met Jezus dalen wij als het ware af in de duisternis van het graf om daar de eerste glimp van de verrijzenis af te wachten en op te vangen. Licht wordt ontstoken in de donkere nacht, licht dat ons - brandend op de paaskaars - voorgaat in de nacht, zoals eens de vuurzuil de weg van het Joodse volk door de woestijn verlichtte, de weg die ons door het water van het Doopsel brengt tot het beloofde land, de hemel.

Een wake, die - zoals de naam al zegt - langer duurt dan een doorsnee viering: wakend, zoals de tien bruidsmeisjes die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet. Midden in deze heilige nacht zal de blijde boodschap weerklinken dat Christus is verrezen. En wij, wij worden vannacht uitgenodigd Hem met brandende kaarsen tegemoet te treden en met Hem het feest van zijn verrijzenis te vieren (vgl. Mt.,25,1-13). Waarlijk een heilige nacht, “de enige die tijd en uur kent waarop Christus uit de doden verrees, de nacht de zonden verjaagt en de schulden vergeeft, de gevallenen opricht, de bedroefden blij maakt, de haat verdrijft, de vrede brengt en machtigen doet buigen” (paasjubelzang).

We vieren vannacht de doorgang van donker naar licht, van lijden en kruis naar verrijzenis en nieuw leven. Dat doen we wakend, verwijlend bij Gods Woord dat ons vertelt “hoe in het verre verleden, God die ons geschapen heeft, zijn volk heeft gered en hoe Hij in de volheid van de tijd zijn Zoon heeft gezonden om ons te verlossen” (inleiding op de woorddienst). Dat doen we symbolisch door niet alleen het nieuwe vuur maar ook het water te zegenen, verwijzend naar de Sacramenten van Vormsel en Doopsel die samen met de Eucharistie de initiatiesacramenten zijn, de Sacramenten die ons niet alleen inlijven (incorporeren) in het Lichaam van Christus, maar ons ook doen delen in (de kracht van) Christus’ verrijzenisleven. Daarom ook de uitnodiging om, nu de veertigdaagse voorbereiding op het Paasfeest ten einde is, onze doopbeloften te hernieuwen, opnieuw uit te spreken “dat wij ons verzetten tegen de boze macht en tegen al het kwaad dat hij sticht en opnieuw te beloven dat wij God in zijn heilige katholieke Kerk willen dienen.”

De Paaswake: een viering die het niet alleen qua tijdsduur maar ook qua symboliek in zich heeft ons mee te nemen in de dynamiek van lijden, sterven en verrijzen, om met Jezus de doortocht (“pas-cha”) te maken van de dood naar het leven. Die dynamiek vinden we ook terug in het Doopsel dat wij indertijd hebben ontvangen, het Doopsel dat ons één maakte met Christus en ons deed delen in zijn dood. “Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden opgewekt, een nieuw leven zouden leiden” (Rom.6,3-4; achtste lezing). Dat is het leven waartoe wij christenen geroepen zijn, een leven vanuit (de kracht van) Christus’ verrijzenisleven, een leven vanuit (de kracht van) ons Doopsel. Een gave, maar soms ook een opgave, om in die kracht te geloven, op die kracht te vertrouwen, wat er ook gebeurt, wat ons ook overkomt.

 

ZONDAG 21 APRIL 2019. PAASZONDAG. VERRIJZENIS VAN DE HEER 

 

Het lege graf

Mensen hebben het vaak maar moeilijk met begrippen als verrijzenis en eeuwig leven. “Er is toch nog nooit iemand teruggekomen”, zeggen ze dan al gauw, vergetend dat er wel degelijk iemand is teruggekomen om ons ervan de overtuigen dat er een leven na de dood is. Zeker: we hebben de Verrezene zelf niet gezien of gesproken. Maar zij die Hem na zijn verrijzenis wel hebben gezien, zij “die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden was opgestaan”, zij die van Hem de opdracht kregen “aan het volk te prediken en te getuigen dat Hij de dood God aangestelde rechter over de levenden en de doden” is, vinden maar moeilijk geloof. En dat terwijl toch alle profeten het getuigenis afleggen dat “ieder die in Hem gelooft, door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt” (eerste lezing).

Kunnen geloven is één, willen en durven geloven is twee. De apostelen konden niet anders, konden er niet omheen dat de Verrezene dezelfde was als de Gekruisigde! Ze zagen het niet alleen met eigen ogen, maar konden het ook eigenhandig vaststellen: “Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig, maar gelovig” (Joh.20,27).

Inderdaad: zalig wij die Hem die uit de dood is teruggekomen niet met eigen ogen gezien hebben en tóch geloven. Voordat we echter in de verleiding komen te denken dat geloof zoiets is als een knopje dat je maar ‘aan hoeft te zetten’, worden we in en door het evangelie van deze eerste Paasdag weer met beide benen op de grond gezet en horen we dat geloven toch ook en vooral een proces is, iets dat moet groeien. De leerlingen die zich op Paasmorgen, op het bericht van Maria Magdalena, naar het graf begaven, hadden op dat moment nog altijd geen idee wat het betekende, “hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan”. Ze hoorden wel dat het graf leeg was, zagen wel de zwachtels liggen, maar aan verrijzenis dachten ze niet meteen. Daar kwam toch meer bij kijken. Allereerst is geloven ook een persoonlijk proces. Dat wordt verzinnebeeld in de verschillen van snelheid waarmee de leerlingen zich naar het graf begeven (“ze liepen samen vlug voort, maar die andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan”) en wat ze daar vervolgens doen (de een bukt voorover, ziet de zwachtels liggen, maar gaat niet naar binnen; de ander treedt wel binnen, maar merkt naast de zwachtels ook de zweetdoek op die ergens ander afzonderlijk opgerold ligt).

Wat ze zien pleit voor iets anders als waarvoor Maria Magdalena bang was, namelijk dat ze de Heer uit het graf hadden weggenomen. Als grafschenders dat werkelijk hadden gedaan, zouden ze het lijk niet eerst van de zwachtels hebben ontdaan en die vervolgens ook nog eens netjes hebben opgerold. Natuurlijk is dat alles nog geen bewijs voor verrijzenis, maar wel al een aanwijzing (‘teken’) dat Jezus zelf het graf heeft verlaten en de dood heeft overwonnen. Petrus ziet het wel, maar begrijpt het nog niet. De andere leerling ziet het ook, maar is al (weer) een stapje verder: “Hij zag en geloofde”. Pas de verschijning van de Verrezene, waarheen het teken van het lege graf verwijst, zal de leerlingen tot geloof brengen.

Maar zover is het hier nog niet. Wat hier gebeurt speelt zich nog “vroeg in de morgen” af, “toen het nog donker was”. Op dat moment begint de nacht zich echter terug te trekken en kondigt de dageraad zich aan, de dageraad die al enkele contouren zichtbaar maakt, maar nog niet alles in het volle licht plaatst. Dat volgt pas later, als de zon helemaal op is. Zover is het - zoals gezegd - op dat moment nog niet. Langzaam maar zekert begint het “(in het oosten) te dagen”, langzaam maar zeker komen de leerlingen tot geloof in dat wat “geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest verrijzen”. Dat ook wij, al is het misschien langzaam maar dan toch wel zeker, tot dat geloof mogen komen.

 

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie

Illustratrie: statie uit de kruisweg van de Limburgse kunstenaar Sjef Hutschemakers. Bekijk de hele kruisweg