Social Media

Jacobus a Castro

Geplaatst op: 16-07-2024

3e Bisschop van Roermond: 1611 – 1639
Geboren: 1560 Amsterdam
Bisschopswijding: 1611 Leuven 
Gestorven: 1639 Roermond
Begraven: 1639 Roermond
Voordien: deken en president theologisch college Leuven
Nadien: n.v.t.
Wapenspreuk: Esto vigilans (Wees waakzaam)

 

De armlastigheid van het Roermondse bisdom was en bleef ook na de dood van bisschop Cuyckius een groot probleem. Tijdens de sede vacante vatte de regering het plan op, zoals wij reeds in het voorgaande artikel vermeldden, het bisdom tijdelijk op te heffen. De voornaamste kandidaat voor het Roermondse herdersambt, Sasboud Vosmeer, verweerde zich tegen deze opvatting, daar het zijns inziens wel degelijk mogelijk was de inkomsten van het bisdom te vermeerderen. Bovendien zag hij in dat het Roermondse bisdom als katholiek bolwerk tegen het oprukkende protestantisme moest en kon dienen. Hij wist de wereldlijke bestuurders voor zijn visie te winnen waardoor het ‘opheffingsplan' van de baan was. Dat Vosmeer niet tot derde bisschop van Roermond benoemd werd, is een gevolg van het feit dat hij niet bereid bleek zijn taak als hoofd van de Nederlandse missiën op te geven. Hij opperde de gedachte het bisdom deel te laten uitmaken van de Nederlandse missiën, zodat hij als beheervoerder van dit diocees zou kunnen optreden. Regering zowel als kerkelijke overheid konden zich hiermede echter niet verenigen. Wel werd hem gevraagd een voordracht te maken van personen die volgens zijn mening geschikt waren om het zware ambt van bisschop van Roermond op zich te nemen. De lijst die hij vervolgens opstelde vermeldde onder andere de naam van Jacobus A Castro, president van een theologisch college te Leuven.

Evenals zijn twee voorgangers in het Roermondse bisschopsambt was de in Amsterdam als Jacobus van den Borgh geboren A Castro een product van de Leuvense universiteit. Hij voltooide er zijn studies, verwierf een academische graad in de godgeleerdheid, waardoor hij bevoegd werd aan de universiteit les te geven. Uiteindelijk benoemde men hem aan de in die tijd wereldvermaarde hogeschool tot professor en president van het groot college der theologen. Daarnaast was de in 1585 tot priester gewijde geleerde, kanunnik van de Mechelse domkerk en landdeken van het district Leuven. Aartsbisschop Hovius van Mechelen had de grote kwaliteiten van A Castro onderkend en hem in deze vertrouwensposities benoemd, waardoor hij als tussenpersoon van parochiegeestelijken en de aartsbisschop optrad.

Uit de kronieken valt op te maken dat A Castro niet zo zeer uit overtuiging dan wel uit gehoorzaamheid de aanstelling tot bisschop aanvaardde. De stukken betreffende zijn benoeming bewijzen duidelijk dat ook hij huiverig was het bestuur van het zuidelijke diocees op zich te nemen. Intensief overleg met zijn vrienden én hevige aandrang van regering en aartsbisschop deden hem besluiten de waardigheid van het bisschopsambt aan te nemen.

De ambtsperiode van bisschop A Castro verliep relatief rustig. Minstens eens per twee jaren bezocht hij de onderscheidene parochies en hield er kerkvisitatie in overeenstemming met de voorschriften van het Concilie van Trente. Bij deze gelegenheden werden de kerkgebouwen nagezien, de rekeningen van de kerken gecontroleerd en de toestand van school en kosterij besproken. Tevens slechtte de bisschop eventuele geschillen op kerkelijk gebied die in een parochie gerezen waren en diende hij het H. Vormsel toe. Bisschop A Castro blijkt een innemend man te zijn geweest, die zowel voor her volk als de geestelijkheid als een vader was en ook als zodanig door dezen beschouwd werd. HIij leefde als een asceet, was mild voor de armen en stond de mensen in hun grootste nood terzijde. Zo is bekend dat de bisschop in de jaren 1634 en 1635, toen in Roermond een epidemie heerste, met gevaar voor eigen leven zieken en stervenden bezocht om hun persoonlijk de sacramenten toe te dienen. In een tijd dat het begrip oecumene nog onbekend was, handelde A Castro reeds in die geest. De Hervormden noemde hij in zijn brieven en geschriften nooit anders dan zijn goede buurlieden; nimmer bezigde hij ten opzichte van de protestanten scherpe woorden of krenkende uitdrukkingen. Dit ondanks het feit dat de Staatse troepen na de verovering van Roermond in 1632 hem dwongen de domkerk te ontruimen en over te dragen aan de protestanten. Bovendien werd het de katholieken verboden de katholieke eredienst te houden. Pas vijf jaren later kwam er verandering in deze situatie toen de Spaanse troepen Roermond terugveroverden.

De bisschop restten nog twee jaren van zijn leven om zoveel mogelijk te herstellen wat de Hervormden hadden verwoest, zowel op materieel alsook op geestelijk gebied. Toen hij op 24 februari 1639 overleed, had hij het Roermondse bisdom negenentwintig jaar bestuurd. De domkerk van de H. Geest te Roermond werd zijn laatste rustplaats.

Getrouw aan Zijn wapenspreuk ,Esto Vigilans' diende Jacobus van den Borgh Kerk en gemeenschap met waakzaamheid. Hij stond op de bres voor het katholieke geloof waar dat nodig was en bejegende de mensen, ook zijn tegenstrevers, met liefde. De inspiratie voor deze houding vond hij in het boek dat hij op bijgaande foto in de hand houdt: de Bijbel. Dat de H. Schrift de leidraad in Zijn leven was moge blijken uit het antwoord dat hij gaf aan een priester die hem vroeg welk boek het nuttigst en met de meeste vrucht gelezen kon worden. "Gij kunt als priester niets beters lezen dan de H. Schrift; dit is de hoofdbron waaruit al uw overige geleerdheid voort moet vloeien."

A Castro voorspelde dat het na zijn dood geen sinecure zou Zijn een nieuwe bisschop in het Roermondse te benoemen. Het zou een profetische uitspraak blijken te Zijn.