Dagboek Indiareis: Geloof verbindt over culturen heen
door bisschop Harrie Smeets
In Nederland is december de feestmaand; in India is dat januari. Reden waarom de Indiase priesters in ons bisdom vaak dan voor een paar weken terugkeren voor hun vakantie. Samen met pastoor Jan Vries van de O.-L.-Vrouwebasiliek in Maastricht en kapelaan Marthoma Alexander van Venray reizen we – hiertoe uitgenodigd – voor twee priesterwijdingen naar dit voor mij totaal onbekende land. Hier een onvolledige weergave van de vele, vele indrukken van dit gastvrije land en zijn vriendelijke bewoners.
Zaterdag 11 januari
Kapelaan Sebastian Eriyangalath van Landgraaf haalt ons op van het vliegveld: tegen het einde van de nacht arriveren we in het bisschopshuis van Cochin. Bij daglicht word ik wakker in een andere wereld: de grijze Nederlandse januari heeft plaats gemaakt voor zon, kleur en warmte en heel dichtbij klinken andere dierengeluiden. De bisschop van Cochin is nog bij een conferentie: hem zullen we vanavond laat pas ontmoeten. In de middag staat er een ontmoeting gepland met de ouders van priesterstudenten. Door bisschop Joseph zijn vier studenten aan ons toevertrouwd. De gelijkenis van enkele ouders met hun kind is sprekend: een opmerking in die richting breekt het ijs. Ik spreek dankbaarheid uit: zij zijn immers de mensen die hun kinderen in voorgeleefd geloof hebben opgevoed en hun nu een leven in de kerk gunnen. Ook al betekent dit dat ze jarenlang ver weg van huis zijn. Een vader antwoordt: “Ook wij zijn dankbaar dat onze zoon Jezus volgt en dat hij deze kans krijgt.” Over de culturen heen blijkt andermaal de verbondenheid die leven vanuit hetzelfde geloof brengt.
Zondag 12 januari
Deze zondag vieren we in de St.-Thomasparochie, waar kapelaan Sebastian gewerkt heeft. We gaan naar de kindermis van 9 uur. Ramen en deuren staan open en ventilatoren blazen om de temperatuur prettig te houden. In de kerk, op de grond zittend, hebben zich naar schatting zo’n 500 kinderen verzameld. Meisjes links, jongens rechts en voorts gesorteerd op leeftijd. Ze bidden en zingen mee. De sfeer is hartelijk en open. Na de mis komen heel wat kinderen naar ons toe: ze vouwen de handjes en dan is de bedoeling dat de priester zijn handen om de hunne heen legt als zegengebaar. Dat er een bisschop op bezoek is, weten ze: ze kussen de ring. Dat is voor hen een vertrouwder gebaar dan voor mij. Aan de ogen van deze of gene van de kinderen is wel op te merken dat ook nieuwsgierigheid een rol speelt. Een witte man met paarse kleren komt hun wereld in: een grote uitheemse vogel.
Maandag 13 januari
In alle vroegte vieren we – in het Engels – de mis met de dertig studenten van het kleinseminarie: jongens van 15-18 jaar, die de rest van de dag hun middelbare school volgen. De vier priesterstudenten van dit bisdom op Rolduc hebben hier ook gestudeerd: als ik hun naam noem komen er tekens van herkenning uit de kerkbanken. Nog voor het ontbijt spreek ik met bisschop Joseph: een vertrouwelijk, open gesprek over wat ons bindt en bezighoudt.
In de loop van de morgen bezoeken we het catechetisch centrum waar kapelaan Sebastian aan verbonden was: tijdens de rondleiding krijgen we de boeken onder ogen die hij geschreven heeft voor de kindercatechese. Ruim een week later, in Trivandrum, zullen we die boeken weer te zien krijgen. Enkele tienduizenden kinderen krijgen hier les uit. En bij ons is Sebastian gewoon kapelaan. Ook bezoeken we de middelbare school en het ziekenhuis, die door de kerk zijn gesticht. Ze verloochenen hun katholieke signatuur niet: moslims zijn welkom, maar de kruisbeelden worden niet verstopt.
Rond de middag is pastoor Anu Antony van Tegelen aangekomen: hij zal ons meenemen naar zijn bisdom: Kanjirapally. Het is een uur of vijf, zes rijden. Want in India schiet dat niet zo op.
Dinsdag 14 januari
Kanjirapally lijkt het paradijs: glooiende heuvels met een kabbelende rivier in het dal, theeplantages, bananen en kokosnoten zover het oog kan zien. Maar nog geen twee jaar geleden viel hier zoveel regen dat er enorme overstromingen waren en modderlawines van de bergen kwamen. Vanaf de weg gezien staat er tegen de heuvel aan een prachtige nieuwe witte kerk. Als we uitstappen, zien we echter de verwoesting: achter deze zijgevel is de kerk ingestort. Totaal geruïneerd door de modderstromen. We stappen rond in het puin. Het moment dat het gebeurde, was de mis net tien minuten uit en daardoor vielen er geen slachtoffers. De brokken muur met heldere en herkenbare schilderingen liggen er nog. Bij de natuurramp in dit gebied namen de kerken het voortouw in de hulpverlening. Aan het middageten stel ik de vraag: “Geven mensen hier God de schuld van deze ramp? Wij in Nederland zijn namelijk nogal gauw met God ter verantwoording te roepen.” “Niemand,” is het antwoord: “Ons geloof is alleen maar sterker geworden.”
Tegen de avond gaan we naar een ‘house prayer’: in een van de huizen komen gezinnen uit een en dezelfde buurt samen om te bidden. Dat gebeurt wekelijks structureel in het hele bisdom: mensen bidden en zingen samen en delen leven en zorgen met elkaar.
Woensdag 15 januari
Bisschop Arackal heeft, onder andere met steun van ons Missiebureau, in dit landschap een specerijenfabriek opgericht: door middel van het aloude coöperatiemodel heeft de kerk de mogelijkheid geschapen voor de boeren om voor een fatsoenlijke prijs hun specerijen aan de man te brengen. Vervolgens zorgen zeer strenge kwaliteitscontroles ervoor dat de specerijen die hier verwerkt worden allerlei keurmerken mogen dragen en in het buitenland zeer gewild zijn. Het keurmerk van de Europese Unie en het Fairtradekeurmerk geven alom vertrouwen. Zelfs Jamie Oliver blijkt hier in te kopen. We zien vandaag meer successen van het coöperatiemodel dat de kerk heeft opgezet en in handen houdt: een theebranderij en een melk- en broodfabriek. We bezoeken de katholieke universiteit, maar ook een opvanghuis voor mannen die niet voor zichzelf kunnen zorgen. Op allerlei gebied maakt de kerk haar taken hier waar.
Donderdag 16 januari
Vandaag staat de eerste priesterwijding op het programma: Boby Thomas, kapelaan van Blerick wordt in zijn thuisparochie, in een bergdorp, gewijd. Het is voor mij de eerste kennismaking met de Syro-Malabaarse ritus: een heel andere manier van liturgie vieren. Om te beginnen is er niets van te verstaan, maar de grote eerbied, de herkenbare gebaren en de wat melancholieke toon van de vele gezangen slepen je mee de viering in. Anders dan bij ons is hier eerst de priesterwijding, zonder H. Mis. Die duurt een uur of twee. Daarna gaat de wijdende bisschop weg en is er een kwartier pauze en daarna draagt de wijdeling de eerste H. Mis op. Aan het begin van de wijding is Boby duidelijk gespannen. Heel herkenbaar. Pas als de handoplegging geweest is, komt de rustige glimlach weer even op het gezicht. Het hele dorp viert trouwens mee. In drie groepen eten – na elkaar – totaal zo’n 250 mensen. De parochianen hebben voor die maaltijd gezorgd. En maaltijden zijn hier altijd warm. Die Indiase gastvrijheid biedt trouwens stof genoeg voor een dagboek op zich.
Vrijdag 17 januari
Vandaag is de dag wat rustiger: we worden meegenomen voor een boottocht door een archipel met palmbomen en rijstvelden op bewoonde of onbewoonde eilandjes, waarbij een pul kokosbier wordt geserveerd. De band van dit bisdom met het onze dateert al uit de tijd van Mgr. Gijsen. Mee aan boord gaan twee priesters uit dit bisdom die vroeger al in Heerlen gewerkt hebben: father Mathew en father Dominique. Ze zijn al weer enkele jaren terug in India, maar blijken verrassend goed op de hoogte van wat zich in Roermond afspeelt. Deze boottocht biedt goede gelegenheid om nader kennis te maken met de hulpbisschop, Mgr. Pulickal. Hij zal op korte termijn de nieuwe bisschop worden. Gaandeweg krijg ik het idee dat wij elkaar goed aanvoelen. Onze Nederlandse kerk kent zorgen, maar de Indiase evenzeer. De combinatie van Hindoeïsme en nationalisme dreigt voor christenen onvoordelig uit te gaan pakken. We kijken beide op dezelfde manier tegen onze taak als bisschop aan: die kunnen we alleen maar volbrengen als het vertrouwen er is dat God ons de genade ervoor zal geven.
Zaterdag 18 januari
De dagen zijn heel afwisselend: vanmorgen bezoeken we een huis voor kinderen met een beperking. De zusters nemen in dit huis de kinderen op, voor wie ouders niet kunnen of soms willen zorgen. Het gebeurt wel dat ook uit andere streken hier een kind naartoe wordt gebracht. Want “die zusters daar zorgen er wel voor, ook als je niet katholiek bent”. We horen een blinde jongen zingen, terwijl een andere trommelt. De trommelaar is een Hindoe-jongen van een jaar of acht. Hij heeft geen armen en maar één been dat goed functioneert: met zijn voet houdt hij de drumstick vast. En ook geeft hij ons een tekening. Hij kan met zijn linkervoet beter tekenen dan ik met twee handen ooit zal kunnen. Het zijn kinderen die waarde geven aan eigen en andermans leven.
Rond de middag gaan we op pad: de kerk waar kapelaan Robin Thomas van Eijsden-Gronsveld priester zal worden gewijd, is net af en dient nog geconsacreerd te worden. Veel hebben de mensen zelf gedaan, maar ons Missiebureau heeft er ook een steentje aan bijgedragen. Scheidend bisschop Arackal heeft in zijn jaren ongeveer evenveel kerken geopend als wij in dezelfde jaren hebben moeten sluiten. Voor de helderheid: niet ‘het instituut kerk’, maar de mensen in deze gemeenschappen zelf willen een gebouw voor de eredienst. God leeft in dit bergdorp en door mensen heen komt zijn Licht en vreugde tot bij mensen.
Zondag 19 januari
Vandaag gaan we naar het bergdorp van de jeugd van pastoor Anu, het dorp ook waar hij priester is gewijd, vandaag net zeven jaar geleden. Het dorp is uitgelopen om hem te verwelkomen: een trommelkorps laat van zich horen en de kinderen die voor de gewone zondagse mis zijn gekomen, staan als comité van welkom links en rechts opgesteld. Ook hier weer: een bloeiende kerk vol jonge mensen, meebiddend en zingend en ordelijk zonder stijf te zijn. Aansluitend blijkt er zondagsschool te zijn: in groepen verdeeld, zijn de catechisten met de jeugd aan het werk: de oudsten zijn zowat zestien. Een van de vragen waar zij zich vandaag over buigen is: ‘Hoe kun je vanuit je geloof omgaan met problemen die op je levenspad komen?’ Hun geloof schiet wortel in en geeft kracht aan hun leven.
Maandag 20 januari
De tweede priesterwijding vindt vandaag plaats, in de spiksplinternieuwe kerk. Zoals eergisteren is het dorp weer in feeststemming. De hulpbisschop wijdt. Robin is er klaar voor. Voor de mis geeft hij aan het toch wel erg spannend te vinden. Maar bij de aansluitende eerste mis zingt hij de sterren van de hemel. Ik begin wat aan deze bijzondere ritus te wennen. Iets wat wij – als Latijnen – niet kennen, is het afknippen van een plukje haar aan het begin van de plechtigheid. Maar de betekenis is vergelijkbaar met onze schuldbelijdenis: het afleggen van wat kwaad is. Een levenslange klus.
Tussen wijding en eerste mis in, neem ik afscheid van de hulpbisschop die over twee weken de staf van zijn voorganger zal overnemen. Dat afscheid is zeer hartelijk. Mijn vermoeden is dat we meer met elkaar gemeen hebben dan in een eerste ontmoeting kan worden uitgesproken. Uiteindelijk is er na de lunch het moment om af te reizen naar het aartsbisdom Trivandrum. Kapelaan Marthoma van Venray zal ons deze laatste dagen chaperonneren.
Dinsdag 21 januari
De bergen rond Kanjirapally waren rustig: vanmorgen worden we wakker in het centrum van een drukke stad: de constant toeterende auto’s brengen ons in een ander leven. Marthoma kent in het bisschopshuis de weg: hij heeft hier een jaar stage gelopen en zorgt voor Nederlandse koffie bij het ontbijt. Uit dit bisdom heeft het grootseminarie Rolduc maar liefst tien studenten: waarvan er een, Taison Titus, werkzaam in Wolder, dit voorjaar priester gewijd zal worden. Ook hier is er een ontmoeting met de ouders gearrangeerd. De moeders zijn in de meerderheid. Het is immers een gewone werkdag en men leeft hier van de visserij. Sommige vaders zijn dus op zee. Ook deze ontmoeting raakt mij. In het gesprek wordt gevraagd naar mijn eigen achtergrond. Als ik vertel dat mijn ouders van boerenkomaf waren, valt dat in goede aarde: “We like farmers.” Misschien omdat vissers en boeren gewend zijn om in de natuur te werken en weet hebben van onze afhankelijkheid ervan. De aartsbisschop sluit zich wat later aan bij ons gesprek. Hij is een tijd geleden op Rolduc geweest en spreekt zijn vertrouwen uit in de opleiding en de manier waarop wij met de studenten omgaan. Zijn woord heeft duidelijk groot gezag.
Woensdag 22 januari
Deze laatste dag bezoeken we de parochie van Thoothoor. Dat is het dorp waarin kapelaan Marthoma is opgegroeid: het ligt aan de zee; vrijwel alleen het strand ligt tussen de zee en de kerk. Hij wijst: “Daar op het strand staan nog steeds de goals van ons voetbalveldje.” Er trekt net een begrafenisstoet naar de kerk. De directe familie staat om de geopende kist heen in dit laatste uur, voor de kist gesloten zal worden. Andere gebruiken en toch hetzelfde. Honderd meter verderop ligt Marthoma’s ouderlijk huis. Zijn ouders waren met zijn diakenwijding in Nederland. Het wordt een plezierig weerzien. Daarna druppelt de familie binnen. Iedereen woont in de buurt en het wordt een ongedwongen zwaan-kleef-aan. Uiteindelijk zijn er een dertigtal mensen: van zijn oma tot en met de jongste baby die net een polioprik heeft gehad. Een samenhangend gesprek voeren is moeilijk, maar de ongecompliceerde blijdschap om dit samenzijn is des te groter. En dat is meer dan genoeg.
De avondmaaltijd gebruiken we samen met de priesters die in deze en de omliggende parochies werken. Het werken in deze dorpen is geen kleinigheid: de pastoor wordt overal bij betrokken. Hij is hier duidelijk ook de maatschappelijk werker. De priesters zijn jonge mannen die elkaar goed kennen en als jennende broers met elkaar omgaan, zo is mijn indruk. We rijden terug in het donker, voor een laatste korte nacht.
Donderdag 23 januari
Met een hoofd vol gedachten en een hart vol indrukken zitten we in het vliegtuig. De dankbaarheid gaat alle kanten uit. Een gastvrij volk met een vriendelijk karakter en een jonge bloeiende kerk in een prachtig vruchtbaar landschap. Het maakte een paradijselijke indruk, verleidelijk in veel opzichten. ‘Gods own country’ wordt het genoemd. Een missiereis? Dat kun je zo noemen. Maar mijn missie ligt in Limburg. Ook dat is ‘Gods own country’.