Social Media

Franciscus Sanguessa o.f.m.

Geplaatst op: 16-07-2024

9e Bisschop van Roermond: 1722 - 1741
Geboren: 1663 Mechelen
Bisschopswijding: 1721 Roermond    
Gestorven: 1741 Roermond
Begraven: 1741 Roermond
Voordien: bisschop-coadjutor van bisschop van Ongnies (Noord-Frankrijk)
Nadien: n.v.t.
Wapenspreuk: Ascende fortiter descende suaviter (Klim dapper omhoog, daal zachtjes af)

 

Frans Lodewijk Sanguessa was een telg uit een van oorsprong Spaans geslacht dat echter al sinds enige generaties verblijf had gekozen in de omgeving van Mechelen. Daar werd Sanguessa in 1662 geboren. In 1682 besloot hij het habijt aan te nemen, waarvoor hij de Orde der Minderbroeders-Recollecten verkoos.

Leuven was de eerste standplaats waar hij een jaar na zijn intreding de kloostergeloften aflegde en na een vijfjarige studie tot priester werd gewijd. De eerste jaren nadien dient hij zijn orde achtereenvolgens als leraar filosofie aan de kloosterscholen te Venlo en Thienen, als gardiaan te Roermond en als secretaris van Otto van Dalem, de toenmalige provinciaal van zijn orde in de Nederlandse provincie. In al deze hoedanigheden gaf hij blijk te beschikken over een diepe godsvrucht én dusdanige bestuurscapaciteiten dat het geen verbazing wekt dat zijn medebroeders hem in 1717 kozen tot provinciaal der Nederlandse provincie.

Ook de oude bisschop van Roermond Mgr. D'Ongnies werd opmerkzaam op Sanguessa en diens kwaliteiten. Toen D'Ongnies, verzwakt door zijn slechte gezondheid, assistentie nodig had voor de uitoefening van zijn taak vroeg hij om de Minderbroeder Sanguessa te benoemen tot zijn coadjutor met recht van opvolging. Deze benoeming had heel wat voeten in de aarde maar uiteindelijk werd D’Ongnies verzoek in 1721 gehonoreerd door paus Innocentius XIII. De pauselijke brieven waarin dit bepaald stond bevatte tevens de benoeming van Sanguessa tot bisschop van Utica i.p.i. (in partibus infidelium = in het gebied der ongelovigen; d.w.z. titulair bisschop) , een landstreek ten westen van Carthago in Afrika. Zijn bisschopswijding ontving hij in het laatstgenoemde jaar in de kathedrale kerk van Roermond.

Eén van de eerste handelingen die hij in zijn nieuwe functie verrichtte, was de toediening van ‘de lagere wijdingen' aan de jonge geestelijken uit het Roermondse seminarie. Lang was Sanguessa niet werkzaam in zijn hoedanigheid van coadjutor want de oude, zieke bisschop D’Ongnies overleed al een jaar later. Omdat Sanguessa was benoemd met recht van opvolging volgde er geen periode van ‘sede vacante', waardoor het meestal lange en moeizame zoeken naar een nieuwe bisschop ditmaal achterwege kon blijven. Reeds een week na het overlijden van D’Ongnies legde de prelaat de gewone bisschopseed af in de handen van de kapitteldeken, waarna hij de bisschopszetel in bezit nam.

Nadat hij de wereldlijke en kerkelijke overheden in kennis had gesteld van de zetelwisseling in het Roermondse bisdom, begon hij onmiddellijk met de uitoefening van zijn zware taak. Hij gaf toestemming voor een in die tijd gevoelige en omstreden zaak: de oprichting van een bank van lening, opdat de burgers ten gevolge van de slechte economische tijden op een fatsoenlijke manier aan geld konden komen en niet uitgeleverd werden aan woekeraars. Ook ondernam hij de gebruikelijke visitatiereizen naar de parochies waar hij het H. Vormsel toediende en kerken en altaren inzegende.

’s-Hertogenbosch, dat nog altijd een omstreden diocees was, eiste veel van zijn aandacht op. Na het overlijden van de apostolisch vicaris (een bisschop werd immers door de Staatse regering niet geduId) begon het touwtrekken over diens opvolger. Sanguessa was een van de kandidaten, maar werd afgewezen door de protestantse staten omdat hij een religieus was en bovendien niet van Bossche afkomst, wat ook als eis was gesteld.

De hele affaire werd zo hoog gespeeld de Staatsen dreigden het vicariaat van Den Bosch op te dragen aan de Jansenistische bisschop van Utrecht, als de paus een niet door de Staten voorgestelde persoon zou benoemen. Hierop hield bisschop Sanguessa de eer aan zichzelf en trad terug als kandidaat. Het gevolg van de wrijvingen was wel dat het Belgische gedeelte van het bisdom onder afzonderlijk bestuur kwam te staan. Als nieuwe apostolisch vicaris werd uiteindelijk Gisbert van Asdonck benoemd die ook voor de Staten een aanvaardbare keus was gebleken.

Een kankerachtige wonde aan het been die veel pijn veroorzaakte en een niet meer verdwijnende hardnekkige verkoudheid sloopten de krachten van de grijzende bisschop Sanguessa. 79 Jaren oud ontsliep hij in het bisschoppelijk paleis te Roermond, op de twintigste verjaardag van zijn bisschopswijding.