Joannes Paredis
15e Bisschop van Roermond, 1e bisschop van het heropgerichte bisdom: 1853 - 1886
Geboren: 1795 Bree
Bisschopswijding: 1841 Roermond
Gestorven: 1886 Roermond
Begraven: 1886 Roermond
Voordien: apostolisch-vicaris van Limburg
Nadien: n.v.t.
Wapenspreuk: In cruce salus (In het kruis is het heil) of Auspice Deo (Onder Gods hoede)
Op 26 november 1801 werd het bisdom Roermond opgeheven en uiteindelijk volledig bij het bisdom Luik gevoegd. Vanwege de scheiding tussen Nederland en België in 1839 was het noodzakelijk geworden om in de nieuwe Nederlandse provincie Limburg een eigen kerkelijk bestuur in te richten. Dat gebeurde op 2 juni 1840 met de instelling van het apostolisch-vicariaat Limburg. Deken Johannes Paredis werd op 24 november apostolisch vicaris. Met hem begint ook het tweede bisdom Roermond.
Joannes Paredis was afkomstig uit Bree, een plaatsje in het huidige Belgisch Limburg. De boerenzoon werd geboren op 28 augustus 1795. Hij groeide op in een tijd dat de Franse Revolutie uitbrak en haar antikerkelijke invloed ook in Limburgse streken merkbaar was. Toch meende Paredis dat hij tot het priesterschap geroepen was. Gegeven de omstandigheden kostte het Paredis veel doorzettingsvermogen en goede wil om zijn doel te bereiken. Twintig jaren oud werd Joannes Paredis als student ingeschreven bij het pas geopende en enige seminarie dat het Luikse bisdom in die tijd rijk was. De bezegeling van zijn roeping vond plaats op 25 maart 1821 door zijn priesterwijding in Mechelen door aartsbisschop De Méan.
Zijn eerste benoeming gold de Sint Christoffelparochie in Roermond. In 1827 werd hem de volledige zorg voor een hulpkerk van de Christoffelkerk, de nu nog bekende bedevaartkerk van de kapel in 't Zand, toevertrouwd. Een jaar later werd hij benoemd tot pastoor in Herkenbosch. Daar werkte hij slechts anderhalf jaar, waarna hij benoemd werd tot pastoor van de St. Christoffelkerk in Roermond. Daar wachtte hem op 11 mei 1830 in zijn oude en nieuwe standplaats een triomfale intocht.
Het was het jaar van de afscheiding van België. Een tijd dat het verdeelde Limburg heen en weer geslingerd tussen de Hollandse en Belgische staat, die Limburg gewapenderhand bezette. Waren de stedelingen globaal gezien tegen aansluiting bij de nieuw ontstane Belgische staat, evenzo heftig was het gros der plattelandsbevolking daar voor. Pastoor Paredis handhaafde in deze precaire situatie een strikt neutrale houding.
De herinvoering van dekenaten als vervanging van de napoleontische kantons, resulteerde onder meer in zijn aanstelling tot deken van Roermond. Zijn inzicht en wijsheid maakte hem geliefd en gerespecteerd bij collega geestelijken. Onder zijn bestuur bloeide de Roermondse parochie, waarbij hij vele van zijn taken delegeerde aan anderen maar zelf immer de directe supervisie behield.
Limburg eenmaal in tweeën gedeeld, bracht dit vanzelfsprekend ook op kerkrechtelijk gebied consequenties met zich mee voor het onder Hollands bewind gekomen Nederlands Limburg. De Hollandse regering wenste geen inmenging van buitenaf op kerkelijk terrein. Daarom werd aangedrongen op de heroprichting van het oude Roermondse bisdom. Paus Gregorius XVI maakte aan het touwtrekken om de Limburgse kerkelijke status een voorlopig einde door dit gebied de status van apostolisch vicariaat te verlenen met Paredis aan het hoofd.
Te midden van zijn verheugde Roermondse gelovigen ontving Joannes Paredis op 30 juni 1841 uit handen van Mgr. baron van Wijkerslooth de bisschopswijding. Zich bewust van de zwaarte van de door hem aanvaarde opdracht, stelde bisschop Paredis zich, naar zijn wapenspreuk zegt, uitdrukkelijk 'Onder Gods hoede: Auspice Deo'.
De eerste actie die Paredis ondernam was de stichting van een zelfstandige priesteropleiding en wel in het voormalige Kartuizerklooster in Roermond. Omdat dit groot seminarie in zijn ogen een voorloper diende te hebben stichtte hij het klein seminarie Rolduc. In de eerste twintig jaren na de oprichting van het seminarie mocht hij 251 mannen tot priester wijden. Paredis was zich bewust van het belang om de jeugd een deugdelijk christelijke vorming op de scholen te geven wat onder meer resulteerde in de oprichting van een drietal bisschoppelijk colleges. Ook stond hij aan de wieg van een katholiek nieuwsblad De Maas- en Roerbode.
Een normalisering van de kerkelijke organisatie in Nederland ontstond door het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853, waarbij Paredis benoemd werd tot bisschop van Roermond. Hiermede werd een nieuwe fase in de beleving van het katholieke geloof in deze streken ingeluid.
Paredis speelde daarin een belangrijke rol. Hij zou het nieuwe bisdom Roermond een duidelijke structuur gegeven, zorgen voor een heldere en ondubbelzinnige geloofsverkondiging en een serie eenvoudige, maar vooral goed hanteerbare leefregels voor het alledaagse christen zijn voorleggen. Hij trof de toon getroffen die zijn mensen verstonden en groeide in hun ogen uit tot een goede vader. Zijn kracht was zijn eenvoud. Ook al was hij reeds jaren bisschop, hij bleef de 'jongen van Bree', die nog altijd ter ontspanning zijn oude vrienden in Belgisch Limburg opzocht. Zijn grote verdienste was, dat hij toch eenheid wist te bewerken en helderheid van beleid, met name waar het onderwijs, liturgie en catechese betrof. Paredis' grootheid lag in zijn eenvoud en in zijn open benadering van alle kwesties, waarvoor hij zich gesteld zag. Beunhazerij en protserigheid waren hem totaal vreemd. Hij was en bleef de dienaar van de minsten der zijnen, die hij op, alle mogelijke manieren wilde doordringen en bezielen van wat hemzelf het belangrijkste leek in het leven: zijn geloof in de goede God, onder wiens voorzienigheid hij al zijn doen en laten stelde.
In 1868 was Paredis eigenlijk klaar met zijn werk en leed hij steeds meer onder de gevolgen van ouderdom en ziekte. Maar met groot plichtsbesef zou hij nog jarenlang actief blijven in dienst van de Kerk. Hij aanvaardde dit toekomstbeeld, al viel het hem zwaar. Hij deed dit in de geest waarin hij al zijn werk had gezien. "Met het eind van het verloopene en met het begin van dit jaar, ontbreken mij de kruisjes niet, doch in cruce salus", schreef hij in deze tijd in een nieuwjaarsbrief aan zijn secretaris Boermans. Het was een moede man die zo sprak, maar toch ook een man die bereid was te aanvaarden wat de Heer hem zond.
Limburg kon bisschop Paredis oprecht dankbaar zijn toen hij in 1886 stierf. Hij had het land en volk verenigd 'Auspice Deo', onder Gods vaderlijke zorg. Hij was niet in staat geweest alle stormen af te wenden en alle problemen op te lossen. Het was geen 'Hollands' bisdom geworden, maar dit zou ook niet gepast hebben bij de Limburgers, voor wie België en Duitsland vooral in de negentiende eeuw zeker evenveel 'vaderland' waren als Nederland. Ook was het geen vooruitstrevend diocees, dat Paredis gestalte gaf; maar de Limburgers waren ook niet 'progressief'. Het was veeleer een geestelijke eenheid, die zich kenmerkte door een homogeen geloof, een diepe overtuiging van de waarde van een gevarieerd religieus leven, een eenvoudige vroomheid, een daadwerkelijke christelijke caritas en een hechte trouw aan de Kerk, die verpersoonlijkt werd door paus en bisschop. Dit Limburg kon hij met een gerust hart overgeven aan zijn opvolger, Mgr. Boermans.