Social Media

Petrus Moors

Geplaatst op: 16-07-2024

21e Bisschop van Roermond: 1959 - 1970
Geboren: 1906 Tungelroy
Bisschopswijding: 1959 Roermond 
Gestorven: 1980 Oirlo
Begraven: 1980 Tungelroy
Voordien: president kleinseminarie Rolduc te Kerkrade
Nadien: apostolisch-administrator bisdom Roermond, later pastoor te Geijsteren
Wapenspreuk: Caritas ex Deo (De liefde is uit God)

 

De plotselinge dood van mgr. Hanssen luidde een vele maanden durende periode van "sede vacante" in. De afwezigheid van een coadjutor en het overlijden van de heilige vader Pius XII maakten dat de Roermondse bisschopszetel acht maanden lang onbezet bleef.

In die overgangstijd nam eerst dr. Frans Feron, oud vicaris generaal en president van het seminarie, het bisdombestuur waar. Maar deze overleed ook plotseling en wel op 14 juli 1958. Daarna trad de proost van het kathedraal kapittel en deken van Roermond, mgr. Terstappen als kapittelvicaris op. Desondanks verlangde Limburg naar zijn nieuwe bisschop. Bij de bekendmaking van diens naam op 31 januari 1959 vermochten de studenten van het klein seminarie Rolduc een geweldig gejuich aan te heffen, dat weldra overging in een stralend gezongen "leve Rolduc", de hymne van het klein seminarie. Want: "Roermond en Limburg hadden weer een bisschop en de uitverkorene was de grote onderwijsdeskundige, de grote vriend van de jeugd, president Moors."

Het gezin van de onderwijzer Jan Moors telde zes kinderen. Het waren allemaal jongens, van wie Pierre de oudste was. Geboren op 25 augustus 1906 in Tungelroy, bracht hij zijn kinderjaren in dit vriendelijke kerkdorp van Weert door. Door zijn vader voorbereid, bezocht hij vervolgens het gymnasium te Weert. Evenals drie van zijn broers, bespeurde Pierre Moors de roeping tot het priesterschap. In tegenstelling tot hen zou hij wereldheer worden en blijven, terwijl zij hun beste krachten zouden geven als missionaris.

Deze roeping vond na de filosofie en theologiestudies haar bekroning in de priesterwijding, die hij op 5 april 1930 in de kerk van het groot seminarie te Roermond uit handen van mgr. Schrijnen mocht ontvangen. Zijn verdere priesterleven zou, tot zijn aanvaarding van de bisschopswaardigheid, in het teken staan van het onderwijs.

De eerste benoeming die de jonge priester kreeg, voerde hem niet ver van huis: hij werd aangesteld tot leraar aan het Bisschoppelijk College te Weert. Daar vatte hij de studie voor de middelbare akte boekhouden op, welke akte hij vijf jaar later verwierf. In 1937 werd hem de zorg toevertrouwd over de intern wonende leerlingen van het College. Vier jaren later nam hij de taak van provisor op zich. Het daaraan verbonden werk vereiste veel vindingrijkheid. Het was immers geen kleinigheid om een huishouden van enkele honderden leerlingen op gang te houden in die beginnende oorlogsjaren met al zijn gevolgen. Mgr. Lemmens koesterde een dusdanig vertrouwen in Moors' capaciteiten, dat hij hem midden in de moeilijke oorlogsjaren benoemde tot directeur van het Weerter college. De navolgende vijftien jaren, waarin directeur Moors als zodanig werkzaam was, stonden in het teken van grote veranderingen.

Voortdurend veranderende omstandigheden vroegen ook voortdurend om aanpassing. Met vaste hand leidde directeur Moors het vele werk, dat gedaan moest worden. Onder zijn bewind groeide het nagenoeg onbekende college uit tot een wijd en zijd vermaarde onderwijsinstelling. Hij schoeide het onderwijs op een modernere leest en haalde de H.B.S. binnen de muren van het college. De daarvoor benodigde materiële uitbreiding en veranderingen mogen aan zijn staat van dienst worden toegevoegd. Verder wist hij het gymnasium erkend te krijgen. In het totaal was hij zesentwintig jaar lang verbonden aan het oude Weerter college, in 1648 door paters Augustijnen opgericht als Latijnse school. Het viel directeur Moors dan ook zwaar dat hij zijn geliefd college moest verlaten, toen mgr. Lemmens hem in 1957 benoemde tot president van het klein seminarie en het filosoficum te Rolduc. Zowel de leraren als de leerlingen namen met droevig gemoed afscheid van hun directeur, die door zijn ongedwongen omgang en vriendschap voor allen, ieders sympathie en respect verworven had.

Precies een jaar en een trimester verbleef mgr. Moors in zijn hoedanigheid van president te Rolduc. Een korte tijd weliswaar, maar voor leraren en leerlingen lang genoeg om hem te leren kennen als een zeer beminnelijk en fijn mens. "Een man van kalme gezagsuitoefening, op wie de lange jaren in het onderwijs onmiskenbaar een hiërarchisch stempel hebben gedrukt," zoals een dagblad bij zijn bisschopsbenoeming stelde. In het commentaar op deze benoeming werd verder gesteld: "In zijn optreden is hij steeds de ietwat teruggetrokken, zwijgende "man op het tweede plan" gebleven. De kunst het oude en het nieuwe met elkaar in harmonie te brengen, die de nieuwe bisschop goed verstaat, zal ongetwijfeld van groot belang blijken nu deze zoon van Tungelroy de bisschopszetel van Roermond gaat bestijgen en het kerkelijk bestuur van Limburg op zich neemt."

Benoemd door paus Johannes XXIII werd mgr. Moors op 17 maart 1959 in de Roermondse kathedraal door de aartsbisschop van Utrecht, mgr.dr. B. Alfrink onder grote belangstelling van de bevolking tot bisschop geconsacreerd. Zijn grote hartelijkheid, bescheidenheid, innemendheid, zijn vermogen om naar anderen te luisteren en zijn bestuurskwaliteiten wekten bij ieder, die met hem in aanraking kwam een sfeer van groot vertrouwen. Deze kwaliteiten maakten mgr. Moors uitermate geschikt voor zijn nieuwe ambt, waarvan hij zelf bij de aanvaarding zei: "Ik weet niet, wat mij wacht, wel weet ik, dat het moeilijk zal zijn." Dit mede gezien het feit dat in korte tijd ervaren bestuurders als mgr. Hanssen en dr. Feron waren weggevallen.

Als deelnemer aan en een kenner van het Tweede Vaticaans Concilie werd hij spoedig in en buiten zijn bisdom geconfronteerd met de zich snel ontwikkelende problematiek, die de Kerk parallel aan het concilie kenmerkte. Steeds zocht hij naar het behoud van het goede in een royale openheid voor het nieuwe, dat zich aandiende. Grote en ingrijpende beslissingen dienden genomen te worden op het gebied van de gehele zielzorg. Zo intens bereidde hij deze voor en beleefde ze, dat zijn gezondheid erdoor werd geschokt. Met het bereiken van de 65 jarige leeftijd deed hij afstand van de Roermondse bisschopszetel maar bleef apostolisch administrator van het bisdom tot maart 1972. Vijf jaar lang was hij pastoor te Geijsteren, waarna hij met emeritaat ging en zich metterwoon vestigde in Swolgen. Op 16 september 1980 overleed mgr. Moors plotseling; hij werd 74 jaar.

In een herdenkingsartikel schreef de opvolger van mgr. Moors in het Roermondse bisschopsambt onder meer: "Mgr. Moors kende de rijkdom van het katholieke leven in Limburg ten volle. Hij droeg er zelf veel toe bij dat op alle terreinen van het maatschappelijk verkeer de christelijke geest werkzaam kon zijn. Het verdroot hem zeer, dat de zestiger jaren in deze een omslag brachten. Maar hij raakte niet ontmoedigd, Hij aanvaardde het "aggiornamento" van paus Johannes XXIII volledig en werkte ijverig mee aan de doorvoering hiervan. Voor alles streefde de overleden bisschop ernaar de volle geloofsinhoud te bewaren en zij het in nieuwe vormen en bewoordingen aan de mensen bekend te maken. Hij was zeker niet gelukkig met de vele experimenten tot het vinden van een nieuwe gestalte van het christendom, zoals met name in Nederland aan de dag traden. Maar hij bleef hopen op de overwinning van het goede, al werd hij in concrete gevallen niet zelden teleurgesteld. Zijn kracht zocht hij in het gebed, in het vertrouwen op Gods bescherming van de Kerk. Daartoe wekte hij de zijnen telkens op, onderstrepend welke waarheden en waarden in het geding waren."