Waarom Carnaval en Sint Maarten bij elkaar horen
Dat de feestdag van Sint Maarten en het begin van het carnavalsseizoen beide op 11 november vallen (11e van de 11e) lijkt toeval. Op het eerste gezicht lijken beide feesten ook niets met elkaar te maken te hebben. Maar dat is niet juist. Ze hebben eigen alles met elkaar en met het evangelie te maken.
Op 11 november viert de Kerk het feest van de heilige Martinus van Tours. Hij werd vooral bekend, omdat hij nog vóór zijn bekering de helft van zijn mantel aan een bedelaar gaf. Daarmee groeide hij uit tot symbool van barmhartigheid en christelijke naastenliefde. Waar nu kinderen op de feestdag van Sint Maarten langs de deur gaan om snoep op te halen, waren dit in vroeger eeuwen de armen en bedelaars die bij de rijken iets extra’s gingen halen.
In heel Europa werd het feest van de ‘apostel van Frankrijk’ als een belangrijke feestdag gevierd. Dat had ook een tweede reden: na 11 november begon de voorbereidingstijd op Kerstmis. Net als met Pasen ging dit lang geleden gepaard met een vastenperiode: de Sint-Maartensvasten. En net als bij de vasten voor Pasen waren de laatste dagen voorafgaand hieraan een gelegenheid om nog even feest te vieren en het er goed van te nemen. Een soort vastenavond dus, maar dan in november. Het vijfde seizoen begint dus niet toevallig op de feestdag van Sint Maarten.
Het is bekend dat de Kerk niet altijd even gelukkig was met de uitwassen van het carnavalsfeest. De 11e van de 11e geldt nu als het gekkengetal, maar werd in de Middeleeuwen gezien als een ongeluksgetal. Elf verwees naar de zonde als letterlijke overtreding van de tien geboden (10 +1) en naar het aantal apostelen dat overbleef na het verraad van Judas (12 – 1).
Illustratie: Beel van Sint Maarten met de bedelaar in de Sint-Martinuskerk in Neer.