Zondag 25 oktober 2020 - 30e Zondag door het jaar
1e lezing: Ex.22,20-26
2e lezing: 1 Tess.1,5c-10
Evangelie: Mt.22,34-40
Vanuit God leven voor de mensen
Tegenwoordig is het gebruikelijk om na aankoop van een product of het genieten van een maaltijd bevraagd te worden op je bevindingen. Na het bezoek van een restaurant of winkel vind je een e-mail in de mailbox met het verzoek enkele vragen te beantwoorden. Je kunt dat invullen aan de hand van een tabel met vragen van een tot tien. Was het personeel vriendelijk? Voldeed het eten aan uw wensen? Hebt u te lang moeten wachten? Met een cijfer kun je wel een aanduiding geven, maar geen nuancering. Om bedienend personeel tot hun recht te laten komen is het belangrijk om beschrijvend te antwoorden en daarbij oog te hebben voor de omstandigheden waaronder zij werkten.
Deze nuancering vinden wij wel terug in de lezingen van vandaag. In de Joodse Wet is liefde voor de medemens een belangrijk hoofdstuk. Je moet opkomen voor zwakke en weerloze mensen zoals weduwen en wezen. Armen moet je niet uitbuiten en als ze geleend geld niet terug kunnen geven, mag je hun de allereerste levensbehoeften, zoals kleding, onderdak en voedsel niet afnemen. De vreemdelingen moet men goed behandelen, want eens waren de Israëlieten zelf vreemdeling. Liefde voor de medemens is uitvoerig in de Wet vastgelegd. Maar de Joden wisten ook: als je God vergeet, dan vlakt de liefde voor de medemens af. In het levensverhaal over Jezus van de Joodse schrijver Kabak legt hij Jezus een bijzonder woord in de mond: “Als je een mens ontmoet, moet je die zo tegemoet treden alsof het God zelf is. Daardoor kom je op het spoor van respect en eerbied. Hierin ligt het antwoord besloten op de vraag van een Farizeeër: wat is het voornaamste gebod in de Wet?” “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand.” Dat is het belangrijkste. Maar dat staat niet los van de liefde voor de medemens: u moet van anderen houden zoals u dat doet van uzelf. Daarmee worden twee goede uitgangspunten samengebracht tot een Wet.
Medemensen kwaad doen in naam van God is niet te rijmen met het evangelie. Mensen die in de knel komen door ziekte of werkeloosheid helpen is geen humanisme, maar uiting van ons geloven in God. Het recht van de sterkste hoort thuis bij de natuur van de mens. In het opkomen voor mensen wordt weerspiegeld hoe de liefde van God doorwerkt in ons leven. Geloof brengt beschaving en gunt iedereen het leven. De accenten zijn veelvormig bij de uitvoering daarvan. Maar we zien ook een gezamenlijke noemer: vanuit God leven voor de mensen.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie