Op naar een nieuw Pinksteren
Als er ergens een zaak opduikt waarin mensen blijken tekort geschoten te zijn in hun taak, dan is het eerste wat er geroepen wordt: “Vertrouwen is goed, maar controle is beter.” Er moet dus meer en beter gecontroleerd worden. En vervolgens worden er formulieren ontworpen, handtekeningen, vergunningen en stempels gevraagd om te zorgen dat het niet meer kan gebeuren. En zo ontstaat langzaam maar zeker wantrouwen, geïnstitutionaliseerd wantrouwen, dat het risico met zich mee brengt dat delen van onze maatschappij langzaam maar zeker vastlopen in de eigen procedures. Twee voorbeelden.
Uit het onderwijs: Een leerkracht vertelde: “Ik sta graag voor de klas, maar word af en toe moe van alle administratie die je bij moet houden. Als ik een zwakke leerling wat extra aandacht wil geven, dan moet ik op maandag al opschrijven dat ik dat op dinsdag wil doen en op dinsdag moet ik daarna opschrijven wat ik concreet heb gedaan.” Alles wordt geregistreerd, zodat alles gecontroleerd kan worden.
In de zorg: In de tijd dat mijn moeder nog leefde, was er iedere dag thuiszorg. Een groot goed. Maar ie-de-re dag moest de verzorgster opschrijven hoe laat ze was binnengekomen en hoe laat ze weer vertrok en hoeveel tijd ze had besteed aan verzorging en hoeveel tijd ze had besteed aan verpleging. Daarna werden we, als kinderen, geacht elke keer ook twee handtekeningen te zetten. Alles werd geregistreerd, zodat alles gecontroleerd kon worden.
Na al die registratie moet er uiteraard een heel legertje mensen aan het werk worden gezet om de papierwinkel te gaan controleren. We sluiten ons zelf op in een wantrouwende wereld, waarin we leven en werken krampachtig in de hand willen houden. Maar we merken dat in de mate dat we dat doen, het wezenlijke van het werk en het leven ons uit handen dreigt te glippen, of in ieder geval nodeloos bemoeilijkt wordt. Controlezucht verkleint het vertrouwen in mensen onder elkaar.
Verkleind vertrouwen in de ander, dat met elke bewakingscamera die geplaatst wordt, met elke tas die gecontroleerd wordt, weer opnieuw een knauw krijgt. Omdat we gaan denken, wat 1500 jaar geleden al werd gedacht: homo homini lupus est: de ene mens is een wolf voor de ander. Wantrouwen dat de geest van onze wereld vergiftigt. Het kan geen toeval zijn dat met het loslaten van ons geloof in onze streken die houding dat een ander niet te vertrouwen is en dus gecontroleerd moet worden, zo sterk naar boven komt. Dat mensen elkaar en zichzelf gaan opsluiten en afsluiten uit angst voor een ander; zich verzekerd willen weten door een getekend papiertje of een extra dievenklauw op de achterdeur.
Zichzelf opsluiten voor en afsluiten van de buitenwereld: Dat is precies wat de apostelen hadden gedaan tot de dag van Pinksteren aanbrak. Angst en wantrouwen voor de ander hield hen achter gesloten deuren. Net zoals wij elkaar en onszelf opsluiten voor elkaar en afsluiten van elkaar. Op allerlei manieren.
Op het eerste Pinksterfeest overwon de kracht van Gods Geest de menselijke kleingeestigheid. Dat leverde bevrijding op. De apostelen durfden de straat weer op, spraken de taal van mensen onder elkaar. Zeker: de taal van mensen die fouten maken en de taal van mensen die zwakheden kennen. Maar meer en sterker dan dat: de taal van Gods Heilige Geest, die mensen vertrouwen geeft en bij elkaar brengt. Gekregen, herwonnen, vertrouwen in het leven dat mensen bij elkaar wil brengen en houden in Gods naam. Gods Geest die mensen de kracht geeft om ondanks de krassen en deuken die iedereen in het leven oploopt, toch in Gods naam te leven en elkaar te vertrouwen. Dat is de Geest van Pinksteren, waaraan we ook en juist in onze tijd grote behoefte hebben. We mogen ons geroepen weten om die Geest uit te dragen in onze wereld.
+ Harrie Smeets,
bisschop van Roermond
